Interieur van de concertzaal,
ingericht in de voormalige
kloostergebouwen aan de
Gasthuisstraat.
J.A. Crescent, 1796.
Collectie Regionaal Archief
(zie ook achterzijde omslag)
Zo werd in i73éjhr. mr. Jan Antonie van Vladeracken wegens onordelijke levenswijze en
het maken van schulden op verzoek van zijn vrouw opgesloten in het tuchthuis. Hij was
lid van de vroedschap en schepen geweest. In 1738 werd hij weer vrijgelaten, maar in 1742
opnieuw ingesloten. In 1745 overleed Van Vladeracken in het tuchthuis.10
Met name om de bewoners van het tuchthuis te laten werken werd er geweven en
gesponnen in de oude kloostergebouwen. Zo horen we in 1649 van een 'draperie', ofwel
lakenfabriek. In de tweede helft van de 17de eeuw begon een periode van economische
neergang, gecombineerd met dalende bevolkingscijfers. Dit had ook gevolgen voor de
exploitatie van de gebouwen van het Oude Hof In 1684 werd besloten tot samenvoeging
van het Huisarmenhuis en het Burgerweeshuis aan de Nieuwesloot, waar tot dan toe
alleen de kinderen van poorters werden opgevangen. Met 'droefenis' verlieten de toen
71 wezen het Huisarmenhuis en trokken in bij de burgerwezen. Ook het tuchthuis werd
gesloten. Het vrijgekomen deel van het Oude Hof werd ingericht tot Aalmoezeniers
huis. De regenten ervan kwamen eens per week bijeen om de stadsarmen te bedelen.
Rond 1699 werd het tuchthuis heropend. Men kon er blijkbaar niet zonder. De aal
moezeniers voerden nu de directie. In het voormalig kloostercomplex begonnen de
aalmoezeniers ook weer met fabrieksmatige nijverheid. Nu produceerde men er dweilen
en wollen stoffen. Erg succesvol was de onderneming niet en al spoedig horen we er niet
veel meer van. In 1753 werd de hervormde diaconie ruimte toegewezen in het voormalig
kloostercomplex om er een 'dweilenweverij, tipel- en catoenspinnerij' te beginnen.
De diakenen hoopten door tewerkstelling van armen minder geld kwijt te zijn aan
bedeling. Ook dit initiatief bleek allesbehalve rendabel. Vanaf 1759 werd er alleen nog