htr (ter !b
Achterzijde van de koopakte
van een 1417 door de
kloosterzusters gekocht huis,
met aanduiding van de
bestemming tot 'siec huus'.
Op dit perceel werd later
een nieuwe toren van de
Alkmaarse parochiekerk
gebouwd.
Archief klooster Oude Hof
In 1464 kreeg het klooster het recht tot het bouwen van een kapel.4 Tenslotte kwam
bijna het gehele terrein ten westen van de Grote Kerk tussen Gasthuisstraat en Heul in
handen van het klooster.
Een tegenslag was de onteigening in 1452 van een huis en erf (het 'siechuus') behorende
tot het klooster, waarop vanaf 1457/1458 een nieuwe toren van de Alkmaarse
parochiekerk werd gebouwd. De gebouwen van het klooster kwamen nu min of meer
rondom deze kerktoren te staan. In 1468 stortte de nieuwe toren in, juist toen men bezig
was er de laatste hand aan te leggen. Twee zusters van het Catharinaconvent werden
gedood door vallend gesteente. Gelukkig voor het klooster besloot men de toten niet te
herbouwen. Na enkele jaren mocht het klooster zelf weer over het erfbeschikken.5
Na de reformatie
In 1572 kwamen de kloosterbezittingen in handen van het stadsbestuur. De klooster
zusters mochten er tot hun dood blijven wonen. In 1596 waren er nog 9 zusters
aanwezig.6 In 1609 werd het aan de huisarmenmeesters toegestaan om een deel van het
Oude Hof in te richten als Huisarmenhuis. De huisarmenmeesters droegen de zorg voor
de stedelijke armen, die geen lidmaat waren van de gereformeerde kerk ofbehoorden tot
een der andere kerkgenootschappen, en de weeskinderen van niet-poorters. In het
gesticht huisvestte men ca. 100 weeskinderen. In 1613 werd door het stadsbestuur een
afzonderlijk college van aalmoezeniers ingesteld, die vergaderruimte toegewezen kreeg
in de gebouwen van het Oude Hof Dit college nam waarschijnlijk de bedeling van de
huisarmen over van de huisarmenmeesters. Het ging daarbij nog steeds om de
ondersteuning van armen die niet behoorden tot een kerkgenootschap. Wel kon men als
de eigen diaconie niet in staat was tot bedeling (wat zich vooral voordeed bij de