Sinte Marie Magdalenen HofF In 1431 werd vrijheid van accijns verleend aan drie Alkmaarse conventen, het Oude, het Jonge Hof en het 'Sinte Marie Magdalenen hoff.28 Door de vermelding in hetzelfde document van de drie zusterhoven, waarvan twee met zekerheid als conventen van de derde orde geïdentificeerd kunnen worden, werd het Maria Magdalena convent in enkele publicaties beschreven als gemeenschap van tertiarissen.29 Er zijn echter geen aanwijzingen om te veronderstellen dat de 'Magdalenen' de derde regel van Sint Franciscus hebben gevolgd. Het convent wordt in de bronnen weliswaar op verschillende manieren aangeduid, als 'Sinte Marie Magdalenen' (1431), als 'Witte hof conventus regularissarum' (1514)30 en 'S. Annae Alcmariensi vulgo dat Witte Hoff (1554), maar geen verbinding kan gelegd worden met de derde Franciscaanse regel. Zoals Van der Eerden reeds heeft betoogd, wijzen de benamingen eerder in de richting van de aansluiting bij de regel van Augustinus: de zusters van het Witte Hof waren, tenminste sinds 1514, reguliere kanunnikessen.31 De drie begijnhoven van de derde orde in Alkmaar zijn een voorbeeld van de geschiedenis van de derde orde in het bisdom Utrecht in een notendop. Alle aspecten van de bewogen geschiedenis van deze geestelijke beweging kunnen aan de hand van de drie gemeenschappen onder het licht worden gebracht: het ontstaan van gemeen schappen van vrouwen, de invloed van de aanhangers van de Moderne Devotie, het proces van verkloostering en de soms moeizame en tegenstrijdige verhouding met de Franciscaanse familie. De Alkmaarse situatie, het ontstaan tussen de laatste jaren van de 14de en de eerste helft van de t5de eeuw van tenminste drie vrouwenconventen, is typerend voor de zogenaamde 'tweede religieuze vrouwenbeweging'.32 Tijdens deze periode gingen vrouwen in grote getale deelnemen aan het religieuze leven en vele nieuwe gemeen schappen werden gesticht. De kenmerken van deze 'tweede religieuze vrouwen beweging' zijn recentelijk in kaart gebracht: de beweging vindt plaats in de 15de eeuw, voornamelijk in steden, uit zich in de stichting van begijnhoven en -huizen, huizen van zusters van het gemene leven, tertiarissen en vrouwenkloosters van de orde van Augustinus en wordt spiritueel geleid door de Moderne Devotie.33 De oorzaken en de achtergronden van deze stichtingsgolfzijn echter minder duidelijk. Een aantal factoren wordt genoemd: de snelle urbanisatie van de Nederlandse steden en de invloed van Moderne Devotie, gedragen door het verlangen naar een verdiept geloofsleven. De aanwezigheid van een 'vrouwenoverschot', een grote groep ongehuwde vrouwen die 'noodgedwongen' kozen voor een beschermd religieus leven, wordt ook aangedragen. Deze laatste verklaring wordt echter herhaaldelijk in twijfel getrokken. In de tweede religieuze vrouwenbeweging spelen bovendien netwerken van personen, in de meeste gevallen uit de kring van de Moderne Devotie, een belangrijke rol: de betrokkenheid van Hugo Woutersz. Goudsmid bij de oprichting van de gemeenschap 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2002 | | pagina 37