De voormalige
kloostergebouwen van het
Jonge Hof op de kaart van
Drebbel, 1597. Collectie
Regionaal Archief
verkocht had aan Lizebet Michielsdochter 'mit horen zusteren in der oirde van
penitencien Sente Franciscus'.18
Met een akte gedateerd 8 november 1475 nam Jan Filips, vicaris-generaal van de prior-
generaal der minderbroeders, Adrianus, 'rector domus junioris tercii ordinis', en Anna,
mater van het convent, alsmede de overige zusters op in de broederschap van Sint
Franciscus, waarvan de minderbroeders, de clarissen en de 'fratres et sorores de
penitentia' deel uitmaakten.19
Ondanks de deelname aan dit Franciscaanse gebedsgenootschap, behoorde het Jonge
Hof, alsmede het Oude Hof, tot het in 1399 opgerichte Kapittel van Utrecht, dat niet
onder invloed stond van de minderbroeders. De twee gemeenschappen worden
genoemd in de eerste (bewaarde) lijst van conventen aangesloten bij het Kapittel,
vervaardigd ter gelegenheid van de vergadering van het generaal kapittel gehouden in
het Margarethaconvent (Roomburg) bij Leiden in 1555. In de lijst worden 'Alcmariae
Divae Catharinae Oudehof en 'Alcmariae D. Marie Jonghe hof genoemd.20
Hetzelfde generaal kapittel besloot in 1568 de pater van het Jonge Hof, Maarten Jacobsz.,
uit zijn ambt te ontzetten. De commissie die het besluit moest uitvoeren, was gevormd
door de minister-generaal van de derde orde, Willem Franco, diens secretaris, Willem
van Amerey, en de paters van het convent S. Ursula te Delft, S. Catharina te Hoorn en
Bethlehem buiten Utrecht. De pater werd door de commissie verzocht het convent te
24