regelmatig ter hand te nemen, maar daarvoor was
deze uitgave dan ook niet bedoeld. Bijbels van dit
folioformaat waren pronkstukken van typografie en
bandontwerp en vonden bijvoorbeeld een plaats op
de kansel van een kerk in het zicht van de gemeente.
De bijbel lag opengeslagen op de kansel, maar werd
in later tijd niet meer gebruikt voor de schriftlezing
tijdens de kerkdienst. De dominee legde zijn eigen
handzamer bijbel en zijn aantekeningen op de
geopende pagina's. Deze middelste pagina's van de
bijbel, uit het boek Jeremia, zijn dan ook in de loop
der jaren beschadigd en aan de randen afgesleten. De
overige pagina's zijn nog als nieuw, afgezien van wat
vochtschade. In de bijbel zijn zes met de hand
ingekleurde kaarten opgenomen. Ook deze kaarten
zijn in zeer goede staat gebleven. De verfj in volle en
warme kleuren, lijkt pas gisteren te zijn aangebracht.
Afb. 2.
Detail van de kanselbijbel
waarop de schade aan de
middelste pagina's goed
zichtbaar is
Pagina 2 en 3, afb. 3.
Detail uit de paradijskaart.
Te zien zijn onder andere
het paradijs, de steden
Ninevé en Babel, en de ark
van Noach op de berg
Ararat.
Foto: Pictura Imaginis,
Heiloo
De Statenvertaling
In 1637 verscheen de Statenvertaling, een Nederlandse bijbelvertaling gemaakt in
opdracht van de Staten-Generaal. Deze bijbelvertaling was niet de eerste in onze
landstaal. In de begintijd van de Reformatie werden veel bijbels in Antwerpen
uitgegeven. De eerste complete en geïllustreerde Nederlandstalige bijbel werd daar in
1526 gedrukt door Jacob van Liesveldt. In de tweede helft van de zestiende eeuw weken
veel boekdrukkers van reformatorische bijbelvertalingen uit naar Emden. Bijbels die
hier gedrukt werden kregen vele nadrukken. Voor de Nederlandse tekst van deze bijbels
werden verschillende bronnen gebruikt. De eerste vertalingen waren gebaseerd op de
Latijnse vertaling van Hieronymus uit 405 na Chr. Latere uitgaven maakten gebruik van
het baanbrekende werk van Maarten Luther. Hij vertaalde de bijbel in het Duits vanuit
de oorspronkelijke grondteksten: het Hebreeuws van het Oude Testament en het Grieks
van het Nieuwe Testament. In 1522 verscheen zijn Nieuwe Testament, in 1534 gevolgd
door een volledige bijbelvertaling.
Over dc vele in omloop zijnde protestantse bijbelvertalingen bestond veel onenigheid.
Daarom werd door de Synode van Dordrecht in 1618 besloten een geheel nieuwe
Nederlandse vertaling te maken vanuit de grondteksten. De Staten-Generaal namen de
kosten van het project voor hun rekening. Zowel voor het Oude als het Nieuwe
Testament werden drie vertalers aangesteld, die zich in Leiden vestigden. De nabijheid
van de universiteit gaf de vertalers de gelegenheid gebruik te maken van de bibliotheek
en van de kennis van collega-geleerden. Binnen enkele jaren na de verschijning van de
eerste Statenbijbel in 1637 was deze vertaling ingevoerd in de meeste protestantse kerken.