waarvan er één, de gemeente Alkmaar, drievierde van de grond in handen had. Dit gaf
problemen bij de opvulling van het bestuur, dat reglementair eveneens uit drie
leden moest bestaan. Nadat de aangrenzende Bergermeerpolder zich in 1969 bereid had
verklaard de bemaling over te nemen, stond niets de opheffing meer in de weg.
GS adviseerden dan ook positief aan Provinciale Staten op een door het bestuur
ingediend verzoek om een einde te maken aan de Monniken-, Raven- en
Robonsbospolder als zelfstandig waterschap. Deze besloten conform. Het besluit tot
opheffing werd op 1 januari 1972 van kracht. Alle bezittingen en de schulden ter hoogte
van 658 gulden gingen over op de gemeente Alkmaar. Ook aan de polder als aparte
waterstaatkundige eenheid kwam in januari 1972 een einde. Achttien hectare in verband
met de aanleg van de sportvelden opgehoogd terrein werd helemaal buiten
waterschapsverband gebracht. De rest ging op in de Bergermeerpolder.17
Besluit: de restauratie van de molen
De gemeente begon na de overname direct met de voorbereiding van het herstel van de
onttakelde molen. Het Hoogheemraadschap verleende hiervoor in 1969 een subsidie op
voorwaarde dat de molen door de gemeente in zodanige staat werd onderhouden dat
deze steeds voor de seingeving geschikt was. Helaas brandde de molen op 20 maart 1972
grotendeels af Met vuur spelende kinderen bleken de boosdoeners. Op dat moment was
molenmaker G. Moejes uit Oudorp al enkele maanden aan het werk. Door de afgelegen
ligging van de molen duurde het enige tijd voordat de brandweer werd gewaarschuwd.
Die kon niet veel meer uitrichten. Het spectaculaire schouwspel trok de nodige kijkers
welke werden bedekt door een regen van verkoold riet.18
Reeds in mei 1972 besloot de gemeente tot herbouw van de molen. Dit werk werd echter
aanzienlijk vertraagd door problemen met de betrokken verzekeringsmaatschappijen.
Het duurde tot het najaar van 1974 voordat Moejes weer aan de slag ging. Van de kap kon
zo goed als niets gered worden. Deze werd geheel vernieuwd. Het aangebracht
bovenwiel is sloopmateriaal uit een korenmolen te Wissekerke in Zeeland. De molen
werd niet in maalvaardige staat gebracht. Hij kan dus niet werkelijk meer pompen.
Wel is hij draaivaardig. Een interessant constructiedetail vormt het zogenaamde haspel-
wiekenkruis. De wieken van de molen bestaan niet uit twee lange balken die door de as
heen lopen, maar uit vier korte halve wieken die met ijzeren stangen om de as vast
geklemd zitten. Tijdens de restauratie werd meteen een woning in het interieur
getimmerd. De restauratic kwam in 1976 gereed. Het opschrift op de baard van de molen
'1782-1976' herinnert hieraan.19
De molen werd na het afronden van de herstelwerkzaamheden inderdaad weer door het
Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen als seinmolen in gebruik genomen.
Hij bleef als zodanig functioneren tot de opheffing van het oude seinstelsel in 1980. De
in volle glorie herstelde Robonsbosmolen valt regelmatig draaiend te bewonderen.