van de Tweede Wereldoorlog kwam het niet tot afronding van de plannen voor het
oefenterrein. Tijdens de oorlog verloor de molen alsnog een wiek. De dienst
gemeentereiniging van Alkmaar constateerde in april 1943 dat een van de twee roedes
van Amerikaans grenen was. Dat hout kon goed worden gebruikt om de beertonnetjes
te repareren waarmee destijds veel huishoudens het bij gebrek aan riolering en w.c.'s
nog moesten doen. Het polderbestuur vroeg 450 gulden, naar mening van de gemeente
veel te veel. Daarom schakelde deze het Rijksbureau van Houtwaren in. Een expert van
het Rijksbureau taxeerde de roede op 130 gulden en legde verder meteen beslag ten
behoeve van de gemeente. Nadat een paar jaar later ook de overgebleven ijzeren roede
werd verwijderd, plaatste het Hoogheemraadschap in verband met de functie van de
molen als seingever een mast met een lamp bovenop de molenkap.13
Na de Tweede Wereldoorlog
Aan het einde van de jaren veertig werd het polderbestuur geconfronteerd met een
dringend noodzakelijke verbetering van de kade en het uitdiepen van de boezem
wateren. Het bestuur ging akkoord met een voorstel van het Hoogheemraadschap van
de Uitwaterende Sluizen om hiertoe een plan te laten opstellen. Men oordeelde echter op
voorhand dat de kosten veel te hoog zouden oplopen. De poldermeesters wilden daarom
het versterken van de kade in eigen beheer uitvoeren. Naderhand bleek dat dit niet
haalbaar was, ondermeer omdat de provincie in het reglement van bestuur van de
polder precies vastlegde aan welke afmetingen de kade moest voldoen. Nadat er meer
duidelijkheid over de kosten was gekomen, besloot de polder in 1953 toch mee te doen
met het door het Hoogheemraadschap uit te voeren programma.14
Naast de kade vroeg ook de bemaling regelmatig om aandacht. In 1956 begaf de
elektromotor het. Er moest direct een nieuwe worden geïnstalleerd. Twee jaar later
kwam voor het eerst vervanging van de in slechte staat verkerende vijzel aan de orde,
maar men deinsde terug voor de hoge kosten. In 1967 kon men echter niet meer onder
een grote opknapbeurt uit. De kosten beliepen tegen de 3.000 gulden.15
Er was tegen deze tijd al uitgebreid overleg met de gemeente Alkmaar gaande over
eventuele overdracht van de molen. In mei 1962 zette het polderbestuur de eerste
stappen in deze richting. Overname van de molen - zoals het polderbestuur wenste -
stuitte echter op bezwaren omdat hij nog steeds dienst deed als behuizing voor het
gemaal en woning van de machinist. In 1968 wist men eindelijk een oplossing te
bereiken. De polder deed de molen voor een symbolisch bedrag aan de gemeente over op
voorwaarde dat deze hem liet restaureren. Voor het gebruik van de molen als
bemalingsgebouw en machinistswoning zou de polder dan weer - voor zolang het nog
duurde - een klein bedragje aan de gemeente betalen.16
In het jaar van de overdracht van de molen kwam ook de opheffing van de polder als
zelfstandig waterschap in het bestuur aan de orde. Het gemaal was ondanks de reparatie
van de vijzel niet betrouwbaar. Verder telde de polder nog slechts drie ingelanden