van/xoo tot soms wel/250 voor een keukenmeid in Den Haag.58 Het inkomen werd echter aangelengd met fooien van gasten. Zo schreef Cornelia in januari r886 dat zij voor haar meid nog/0,30 fooi had gekregen.59 Over deze huishoudster, Jacoba Smit, was zij niet altijd te spreken. In één van haar brieven schrijft ze dat Jacoba op de fabriek 'Akkeba' genoemd wordt, want 'zij heeft altijd een vuile muts en dito boezelaar [schort]'. De meid woonde bij Cornelia en Pieter in en moest van Cornelia gekleed gaan in 'geheel katoenen japonnen met witte boezelaar en mutsje zoals die Betje van H. van Mesdag vroeger droeg'. Later veranderde het tenue op voorstel van Cornelia's moeder in een 'jak en rok'.60 De muts was een symbool van 'ouderwetse degelijkheid, van frisheid en orde'.61 Er viel altijd wel wat op een huishoudster aan te merken, en vaak bleven ze dan ook niet lang. Cornelia's huishouden vormde hierop geen uitzondering. Na Jacoba, later Coba genoemd, kwam mevrouw Blom, 'een boom van een vrouw'. Deze werd opgevolgd door Anna, die volgens Cornelia nog moest leren 'dat de huishouding hier lang zoo royaal niet is'. Toen haar oudste zoon Pieter Willem geboren werd op 10 maart 1887 had Cornelia reeds het kindermeisje Nina aangenomen, een 'goed kind, maar wel wat tutterig'. Later schrijft ze over haar: 'ik brom steeds op Nina, want het is een sukkeltje'.62 Ook nam zij in het voorjaar van 1887 een Toopmeisje' aan, een dochter van de wasvrouw. In de correspondentie wordt ze gekwalificeerd als 'niet zoo snugger'.65 In de winter bestonden de taken van de dienstmeisjes uit koken, kachels aanhouden, een warme stoofklaar zetten en het stijven en strijken van de was. Cornelia omschreef dit als het 'wat ruwe werk'.64 In de aan Cornelia gerichte correspondentie komen naast het uiterlijk eveneens de capaciteiten van de huishoudster meerdere malen ter sprake. In 1891 schreef een familielid uit Bergum aan Cornelia dat 'zij ook weer een ander moet hebben, want de meid is verbazend slordig en vergeetachtig'.65 Met haar schoonzusters Anna en Jane besprak Cornelia de voor en tegens van het aannemen van ene Aagje door Jane, een 'heel bazig' type, die zich wel eens ten opzichte van Margreet, een andere huishoudster van Jane, 'heel gewichtig' kon gaan voelen.66 Men kwam meestal aan personeel door persoonlijk contact. Toen Coba wegging bij Cornelia kreeg zij een getuigenis van goed gedrag mee voor 'eene dame'.6-7 Wanneer een meisje zich had misdragen door te stelen of door onbeleefd gedrag, had zij vaak nog maar weinig kans om als dienstbode aan het werk te komen. Cornelia en Pieter woonden weliswaar niet in de meest vooraanstaande straat van Alkmaar, maar gelet op de inrichting en het personeel behoorden' zij tot de welgestelde burgers. Zij waren rijk genoeg om een huishoudster en een kindermeisje te hebben en daarnaast konden zij het zich permitteren bij de inrichting van hun huis een zekere welstand te etaleren. In de zomer van t887 was het 'bijna op orde, alleen de gordijnen nog van woonkamer, keuken, bovengang en kamertje, die zijn nog in de wasch'.68 Toen de inrichting van het huis voltooid was kon Cornelia zich vol overgave storten op haar rol van huisvrouw.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 98