jaar durende aanloop naar hun huwelijk kregen Cornelia en Pieter dan ook tal van
cadeaus om hun huis zo goed mogelijk in te richten. 'Verder groot nieuws! Van
Mijnheer en Mevrouw, de ouders van Pieter, krijgen wij 500', schreef Cornelia in de
winter van 1886 enthousiast aan haar ouders.49 Dit was een groot bedrag, veel meer dan
het jaarinkomen van een arbeider in Pieters zeepfabriek.50
Ook de gordijnen aan de straatkant waren echte statussymbolen. De meeste stof werd op
bestelling geweven, gesjabloneerd en geborduurd.51 De voorkamer werd 'Brussels' en de
achterkamer 'kochaar' bekleedt. Gekozen werd voor donkerrode gordijnen 'met een
bruingeel figuurtje', hetgeen weer mooi paste bij 'onze mooie stoelen'.52 De stalen voor
deze gordijnen werden door Cornelia op aanraden van 'Mevrouw' in Parijs besteld.55
Door de stijgende welvaart werden de interieurs luxueuzer. Papieren behang, staande
klokken en extra vloerkleden kwamen in zwang.54 Het woonhuis werd vaak volgepropt
met kleden, meubels en gordijnen. Vertrekken werden zelden gelucht en maakten dan
ook vaak een bedompte indruk. Petra Clarijs geeft een mooie beschrijving van de
inrichting van een soortgelijke woning als die van Pieter en Cornelia in de jaren '80 van
de negentiende eeuw: 'Het pijpela-achtige formaat der kamers leent zich slecht tot een
behoorlijk arrangeren van het meubilair, dat noodzakelijkerwijze zo veel mogelijk langs
de wand geplaatst wordt, door de schoorsteenmantel vanzelf geschikt in symmetrie.
Donker is het houtwerk, in gang en trappenhuis geschilderd als eikenhout, in de keuken
als marmer. Onpractisch de betimmeringen van het rijk-genaadde "kraalhout",
verzamelplaats van vuil en stof.55
Deze woninginrichting vergde vrij veel onderhoud en men vond dan ook dat men niet
zonder de hulp van huishoudelijk personeel kon. Aan netheid was status verbonden en
dit gold ook voor het bezit van personeel. Meestal werd volstaan met een of twee
dienstmeisjes, maar binnen de rijke kringen kwam men wel tot vijf a zes dienstbodes.
Bij twee dienstmeisjes ging het om een 'keukenmeid' en een 'werkmeid' voor het
huishouden. Dit type dienstmeisjes trof men regelmatig aan in kringen van rijke
ondernemers en notabelen. Daar waar de huishoudelijke staf meer dan twee personen
omvatte was er behalve de dienstbodes vaak sprake van een koetsier, een tuinman en een
naaister. Leraren, kleine ambtenaren en dominees hadden vaak maar één meisje voor het
huishouden.5^
Ook Cornelia vond dat zij een huishoudster nodig had en vroeg haar moeder voor een
geschikte huishoudster te zorgen. In de winter van 1886 komt het aannemen van een
huishoudster dan ook meerdere malen ter sprake in de correspondentie. Cornelia heeft
wel 'zin in deze meid', ze weet alleen niet precies hoeveel ze haar moet betalen en ze
vraagt haar moeder advies 'want ik weet niet hoe ik hiermee aan moet; 65 mag zij
verdienen dunkt mij, als zij goed haar best doen wil met koken'.57 Dit jaarinkomen was
voor kleinsteedse begrippen een normaal bedrag, zelfs hoog vergeleken bij de
dienstersionen op het platteland, waar de meisjes vaak voor 50 of minder werkten.
Daarentegen was het laag vergeleken met de grote steden, waar de prijzen varieerden