Uit voorgaand citaat wordt eveneens duidelijk dat een gerucht zich snel over een lange afstand kon verspreiden. Uit brieven van Marie Wybrandi, een nicht van Cornelia, komt naar voren dat vooral de betere verbindingen hiervan de oorzaak zijn.43 In de winter van 1891 wanneer Marie in de trein van Leeuwarden naar Amsterdam zit na een logeerpartij hoort zij dat 'een zoon van een zekere familie Dirks op den loop gegaan is met de meid. Terwijl hij geëngageerd bleek te zijn met ene Agnes uit Wageningen of zoiets'. Zij wist niet wie de familie precies was, maar in Leeuwarden kende men elkaar goed en dus zal Cornelia wel geweten hebben om wie het ging. Overigens blijkt deze Marie een heuse roddelaar te zijn, want in een andere brief betreurt zij de 'arme Syts', die een tijd 'met nieuwe zorgen tegemoet ging'. Roddelen was ook een manier om ongewoon gedrag op te merken dat het functioneren van de groep kon bedreigen. Het kon dienen om iemand weer in het gareel te brengen.44 Zodoende deed Marie dus niets anders dan haar plicht jegens de familie. Syts was een dochter van Cornelis, de oudste halfbroer van Cornelia, en zij was getrouwd met Willem Gorter, die blijkbaar geregeld vreemdging. Marie noemt het 'bepaald een ongeluk en weer een nieuwe aanleiding om haar nog meer te beklagen', als zij weer zwanger blijkt te zijn. Marie vindt dan ook dat het echtpaar maar moet scheiden 'met het oog op de kinderen'.45 Scheiden kwam niet veel voor en vaak vond eerst een scheiding van tafel en bed plaats voordat de huwelijksbanden definitief werden verbroken. Het feit dat Marie van mening was dat ze moesten scheiden is dan ook opmerkelijk. Uiteindelijk had het dreigende faillissement van haar broer geen effect op de positie van Cornelia binnen haar schoonfamilie. Het geplande huwelijk ging gewoon door. Op 10 mei 1886 trouwde Cornelia met Pieter de Lange. Wonen op stand De plaats, staat en inrichting van de woning, het beroep van de man en het hebben van personeel waren belangrijke middelen om status te benadrukken. De brieven van Cornelia vlak voor en na haar bruiloft bestaan uit gedetailleerde beschrijvingen van de woning en het aannemen van personeel. Daardoor geven deze brieven een goed beeld van de plaats van Cornelia en Pieter in het Alkmaarse gegoede milieu. Pieter en Cornelia werden in februari 1886 'de gelukkige bezitters' van een huis op het Verdronkenoord.46 Weliswaar had deze straat niet de allure van de Langestraat, maar ze kon door de vrij grote huizen met redelijk hoge huurwaarde wel gerekend worden tot de betere straten.47 Het huis van Pieter en Cornelia was riant, maar meer dan het huis zelf werd de status van de bewoners bepaald door de inboedel. Vooral zilveren serviesgoed was een belangrijk onderscheidend statussymbool. Het wordt door Cornelia dan ook expliciet genoemd in een van haar brieven: 'wat hebben wij nu al een massa zilver!'.48 Ook bij het vergaren van de uitzet speelden familiebanden een belangrijke rol. Pieter bezat behalve de fabriek geen eigen vermogen en zijn inkomen was niet toereikend om de benodigde inboedel voor het hooghouden van zijn aanzien en reputatie te verwerven. In de twee

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 96