geïnviteerd. Aanvankelijk wilde zij de invitatie afslaan omdat er geen kennissen bij
waren, maar het 'liep', volgens Yb, 'best los' en zij 'zat tuschen advocaat Beekhuis uit de
Ossenkop en Colpa, onze heldentenor'.8 Aangezien de standsverschillen in Leeuwarden
in deze tijd zeer groot waren, wijst de omgang met de puissant rijke Eysinga's op een
duidelijke sociale stijging. Het moet voor Cornelia dan ook moeilijk geweest zijn om
vanuit het deftige Leeuwarden naar het toen al veel kleinsteedsere Alkmaar te verhuizen.
Pieter de Lange was net als zijn schoonvader ondernemer. Hij bestierde twee
zeepziederijen in Alkmaar, 'de Anker' en 'de Star'. Hij was aanspreekbaar voor de
'gewone' Alkmaarder en hij keek niet op hen neer.9 Pieter stond dichter bij het gewone
volk dan gebruikelijk was voor leden van zijn familie. De familie De Lange behoorde tot
de bovenlaag van de Alkmaarse samenleving en kon bogen op een lange notabele
traditie. Deze traditie werd echter vooral voortgezet door de afstammelingen van
Adrianus Petrus de Lange, stamhouder van de jongste tak van de familie, die vooral
werkzaam waren in de juridische en bestuurlijke sfeer.10 Nakomelingen uit de oudste
tak, waaronder Pieter de Lange, kozen veelal voor beroepen in de sfeer van het
ondernemersschap. Wellicht schuilt hierin ook de verklaring voor het aangaan van
doopsgezinde huwelijksbanden.
Betrekkingen tussen de familie De Lange en doopsgezinde families uit het noorden van
Nederland gaan terug tot aan het begin van de negentiende eeuw. Tijdens de Franse
bezetting was Adrianus Petrus de Lange als militair gestationeerd op Texel, waar hij
warme relaties onderhield met de plaatselijke notabelen. Hier ontmoette hij zowel zijn
Briefhoofd van de eerste als ook zijn tweede vrouw. Laatstgenoemde, Anna Wentel, was doopsgezind. Haar
zeepfabriek De Ankers, 1904 familie was weer gelieerd aan een andere doopsgezinde familie, de Sybouts, de al eerder
88