gingen meestal samen wandelen. In 1884, in hetzelfde jaar als Frederica, verloofde Jo zich
en verhuisde vervolgens naar Tiel. Vanaf dit moment kwam er, na twaalf jaar
vriendschap, een breuk in hun relatie: Jo het niets meer van zich horen. Frederica vond
dit heel jammer, maakte verwijten en ging zelfs naar Jo's moeder om opheldering te
vragen. In haar dagboek geeft ze aan waar het volgens haar aan lag: 'Het verschil in kring
komt nu scherp aan de dag en dit wil niet altijd gevoeld worden'.70 Voor Frederica was
dit kennelijk niet zo'n groot probleem aangezien zij nog moeite deed om het contact te
herstellen. Jo wilde echter geen contact meer. Of dit om dezelfde reden was die Frederica
aangafis niet duidelijk. Uit latere dagboeken blijkt echter dat ze weer contact met elkaar
hadden. Hun kinderen speelden toen zelfs met elkaar. Bijzonder hiervan is dat zij dus
ondanks het verschil in coterie vriendinnen waren.
De enige twee familieleden van Frederica en Bartout, die na hun trouwen in 1884 in
Alkmaar woonden waren een neef van Bartout, en Frederica's moeder die bij hen boven
in huis woonde. De rest van de familie was reeds gestorven of uit Alkmaar vertrokken.
Rond de eeuwwisseling verhuisden ook de ouders van Bartout van Amsterdam naar de
Alkmaarse Langestraat. Frederica en Bartout hadden veel contact met hun ouders. Ze
aten vaak samen en gingen bijna iedere dag bij elkaar op visite. De contacten die Frederica
en Bartout buiten Alkmaar hadden betroffen meestal familie, vooral die uit Amsterdam
en Den Haag. In de vakanties gingen ze vaak bij hen op bezoek. Ze logeerden zelf nooit bij
familie maar kregen zelf wel regelmatig logés, zo schreef Frederica: 'Wij zijn echt uit het
hout gesneden van het genre logés hebbenden'.71 Met een aantal familieleden had
Frederica geen goede band en over hen schreef ze in negatieve zin, vooral aan haar neef
Giesbert had ze een hekel, en ze was dan ook blij als hij weg ging na een bezoek.
Van Cornelia de Lange, die in Alkmaar eveneens tot de notabele stand behoorde, is
bekend dat ze eind negentiende eeuw slechts bij haar familie op bezoek ging/2 Frederica
en Bartout hadden echter wél omgang met mensen buiten de familie. Frederica ging
voornamelijk bij dames op visite met echtgenoten in de gemeenteraad of uit de
rechterlijke macht, maar visiteerde ook mensen uit 'mindere' coterieën, zoals blijkt uit
haar dagboek:
'Ik maakte een visite bij weduwe De Lange -Kennemerpark- en trof daar
familieleden en vrienden aan. Ik vind dit nu wel minder aangenaam, maar toch
is het goed en nuttig en doen wij er veel verstandiger aan met wat te geven en te
nemen en ons niet geheel van mindere coterieën af te zonderen'/3
Ze ging zelfs regelmatig bij mensen uit andere kringen op visite. Op bepaalde kringen
keek Frederica echter duidelijk neer. Zo schreef ze in 1899: 'Vanmiddag was [er] weer zo'n
burgerkring feest in de Hout'. Overigens was ze zelf niet zo bang voor gezichtsverlies:
'Als de Van Sonsbeecks ons gezien hadden met de familie Slinger in den wagen, zouden
ze ons 't aanzien zeker niet meer waard vinden na zulk encanailleren'.