gezet door
en en [hij]
begrepen
1 der Feen
'40
over de
niemand
i aanzien
kkend. De
oorval dat
een flinke
ten volle',
niet, van
personeel
klinkt het
rwege de
Frederica
deed.
mdbouw-
n op de
g bekend,
n in ieder
1 maakte
mwd was,
/e hebben
Het stemt
?4 tot 1906
vermogen
toe tot de
egen hun
is een
emeente-
egen. De
de erfenis
aar stierf
it tot het
noeder in
tnt om te
zien is dat hun vermogen gedurende de Eerste Wereldoorlog daalde naar 493.000 in
1916. De oorzaak hiervan was waarschijnlijk de daling in waarde van buitenlandse
beleggingen. In 1918 steeg hun vermogen echter weer tot 625.000 en bleef constant tot
1921, het jaar waarin Bartout overleed.43 Duidelijk is dus dat hun vermogen slechts
toenam door de enorme erfenissen, die zij beiden als enig kind kregen.
Uit de kohieren van de hoofdelijke omslagen44 blijkt dat Bartout en Frederica in 1890
een geschat jaarinkomen hadden van 7.000. Zeventien mensen in Alkmaar hadden dat
jaar een hoger inkomen. Het hoogste was dat van Bosman, de stoombootondernemer:
20.000. In 2905 stonden ze op een twaalfde plaats met/11.500 en in 1910 op een vierde
plaats met 21.500. Hun buurman in de Langestraat, notaris H. de Lange, had gedurende
deze periode een hoger jaarinkomen en opmerkelijk is overigens dat Frederica in haar
dagboek juist op De Lange en Bosman neerkeek.45
Giesberts enige dochter, Frederica, zou dus geen buiten erven. Toch hoopte zij er ooit een
te hebben, zo schreef zij tijdens haar verloving in 1884 in haar dagboek: 'Ik ben benieuwd
hoe de toekomst eruit zal zien. Zullen we een buiten hebben en een rijtuig?'.46 Ze besefte
dus zeer goed dat het helemaal niet zeker was dat zij een buitenplaats zouden krijgen.
Eind negentiende eeuw was dit voorbehouden aan de zeer rijken, en vele buitens werden
in deze periode gesloopt. Het zou grotendeels van de carrière van haar man afhangen of
zij er een zou kunnen kopen. Zoals we zagen beschikte ze uiteindelijk over genoeg geld
Cornelia Frederica Fontein
Verschuir naast de auto ter
hoogte van Moerdijk tijdens
een uitstapje, 1919.
73