ongesteldheid die het voor mij zo nodig maakt iemand bij mij te hebben'. Hij woonde als enige man tussen vrouwen, maar had juist behoefte aan mannelijk gezelschap. Overigens erkende hij dat zijn gezelschap niet zeer aangenaam was. Aan het einde van zijn leven was hij een verveeld man. Hij had een zeer slechte gezondheid, spuugde elke dag bloed en was zeer kortademig. Dagelijks zat hij tot half twee op zijn kamer te Alkmaar en ging vervolgens naar Ter Coulster: 'mijn eenigste dissipatie is 's morgens naar de Coulster gaan. Daar ben ik weder braaf aan het planten geweest en nu weder aan het bouwen bij de keuken - misschien wel van een billardkamer'. Hij at om vier uur, waarna hij weer naar zijn kamer ging en als hij zich goed voelde speelde hij een partijtje hombre met zijn vrouw of dochters. Een enkele keer ging hij bij een kennis langs, maar verder kwam hij nergens. 'Ziet daar mijn tegenwoordig lamlendig leeven'. Kortom, Gijsbert, de man die overal contacten had, stierf als een eenzaam man.18 Naar Heiloo Uit onderzoek van Yme Kuiper blijkt dat het percentage aristocraten in de Friese gemeenteraden vanaf 1850 drastisch afnam: van 1814 tot 1851 behoorde bijna de helft van het Leeuwarder stadsbestuur tot de aristocratie, in de periode 1851-1891 was dit een derde, en van 1891 tot 1918 nog slechts een tiende.19 Rob van der Laarse maakt voor de stad Delft duidelijk dat de raadsgeslachten die vóór 1795 in de raden zaten, na 1880 om Daniël Carel de Dieu Fontein financiële of ideologische redenen grotendeels hieruit verdwenen waren.20 Bij de familie Verschuir (1804-1874) Fontein Verschuir is in de tweede generatie al een terugtrekking uit bestuursfuncties te zien. Gijsberts oudste zoon Daniël Carel, door de familie Carel genoemd, was van 1826 tot 1853 secretaris voor de Alkmaarse gemeenteraad. Hij was dus geen gemeenteraadslid. Wel werd hij in 1838, na het overlijden van zijn vader, benoemd tot lid der Provinciale Staten en in 1868 van de Eerste Kamer.21 Carels broer Giesbert vestigde zich na zijn afstuderen te Utrecht in 1838 als advocaat in Alkmaar, waar hij al snel tot plaatsvervangend-rechter in de arrondissementsrechtbank werd benoemd. Ook Giesbert was politiek actief Van 1841 tot 1854 vervulde hij de functie van burgemeester en secretaris van Heiloo en in 1852 kwam hier het plaatsje Limmen bij. Daarnaast had hij van 1845 tot 1851 zitting in de Alkmaarse gemeenteraad. Vanaf oktober 1851 zouden de gemeenteraadsleden direct gekozen worden, met als gevolg dat Giesbert in juni dat jaar bedankte voor de gemeenteraad 'wegens vertrek naar Heiloo'. Hij was niet de enige. In mei had Mr. Cornelis van Foreest al bedankt voor de gemeenteraad.22 Overigens vond Giesbert het ambt van raadslid in zijn nieuwe woonplaats nog wél interessant. Hij was van 1864 tot zijn overlijden nog raadslid. Tien jaar voor zijn toetreding tot de raad had Giesbert

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 70