De top van de sociale elite had begin negentiende eeuw vaak een buitenhuis.13 In 1808 kocht ook Gijsbert, in navolging van zijn vader, een buiten. Zijn oog was gevallen op een kasteeltje te Heiloo, Ter Coulster. Gijsbert liet het sterk vervallen buiten slopen en een nieuw woonhuis bouwen, dat overigens op een goedkope manier gebouwd werd: twee houten geraamtes met kalkpuin ertussen. Tegen de oude stal liet hij nog een koepel bouwen, tegenwoordig het enige overblijfsel uit deze tijd.14 Meer dan tegenwoordig, nu de overheid onder andere fungeert als sociaal vangnet, draaide in de negentiende eeuw alles om de familie. De meeste zaken werden geregeld via informele netwerken. Op economisch, sociaal en politiek gebied was men meestal afhankelijk van zijn verwanten. Het huwelijk was dan ook een zeer belangrijke gebeurtenis, de familiebanden werden immers op deze manier uitgebreid en het familiekapitaal kon enorm worden vergroot. De socioloog Cees Schmidt heeft laten zien hoe de Hollandse patriciërsfamilie Teding van Berkhout door het aangaan van goede huwelijken haar economisch, politiek en cultureel vermogen flink wist te vergroten. Ook Gijsbert wist door een huwelijk zijn economische, politieke en culturele vermogen enorm uit te breiden. In 1797 trouwde hij met Cornelia Frederica de Dieu (1779-1851], dochter van Daniël Carel de Dieu (burgemeester van Alkmaar) en Maria Eva van Foreest.15 En zoals we later zullen zien trachtte hij ook zijn nageslacht een goede partij te doen huwen. Naast hoge functies, statussymbolen en een gegoed huwelijk was natuurlijk ook een notabele levensstijl van groot belang. In het 'seizoen', dat van oktober tot juni duurde, vonden de meeste activiteiten van de elite plaats, zoals het genootschapsleven en het uitgaansleven. Een man van stand behoorde lid te zijn van een sociëteit. Dit waren genootschappen voor 'gezelligheid onder gelijkgestemden', een plaats om sociale contacten uit te breiden en te onderhouden. Dit gold alleen voor heren, al lieten sommige sociëteiten bij bepaalde gelegenheden ook vrouwen toe. Men hoefde niet altijd tot de bestuurlijke top te behoren om lid te kunnen worden. Op de sociëteit kon men allerlei tijdschriften en kranten lezen, biljarten, een hapje eten en vooral een praatje maken. Uit het kasboek dat Gijsbert sinds 1794 bijhield blijkt dat hij lid was van meerdere sociëteiten.16 Verder was hij betrokken bij allerlei maatschappelijke en culturele instellingen. Zo was hij lid van de 'Société de Waterloo', een vereniging die de herinnering aan de gloriedag van Waterloo in stand hield, van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en van het college van notabelen van de hervormde gemeente te Alkmaar.17 Voor vrienden en kennissen organiseerde Gijsbert soms grote partijen, waar wel honderd personen aanwezig waren. Daarnaast ging hij regelmatig naar bals en diners in Alkmaar en daarbuiten. Zo kwam hij bij de families Van Tets, Kerf, de Sonnaville, Freule Laan en Huydecoper. Hij had redelijk veel vrienden onder de politieke elite. Op Ter Coulster kwam in 1834 nog bijna iedere dag visite. Twee jaar later bleek echter dat de situatie er door gezondheidsredenen heel anders uitzag: Gijsbert zag bijna niemand meer. Aan het einde van zijn leven miste hij vooral zijn zoons: 'Ik mis U van mijne zijde vooral in de staat van eenzaamheid waarin ik mij bevind en de gestadige

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 69