1813 duidelijk tot de financiële elite van Alkmaar. Slechts drie personen hadden een hoger inkomen dan hij. Uit de scheiding en deling van zijn nalatenschap uit 1838 blijkt dat zijn vermogen in dat jaar/232.688 bedroeg. Naast grondbezit en titels gaven ook bepaalde woningen veel status. Het ging hierbij niet zozeer om de grootte van de woning, als wel om de ligging. In Alkmaar woonde Gijsbert in de Langestraat, de meest prestigieuze straat van de stad.11 In zijn huis hingen 35 familieportretten uit de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw.12 Dit duidt op een sterk familiebewustzijn. Op tien schilderijen staan familieleden uit het geslacht De Dieu geportretteerd, waaronder een schilderij van Cornelia Frederica, de echtgenote van Gijsbert. Naast deze schilderijen is een prent overgeleverd waarop Cornelia afscheid neemt van Gijsbert, die gaat jagen. Het feit dat zij zichzelf lieten vereeuwigen voor het nageslacht duidt op een sterk familiebesef Dat Gijsbert zich liet portretteren in jachttenue zegt bovendien iets over zijn aristocratische denkwijze. De jacht was immers van oudsher een adellijke bezigheid. Hij had dan ook in 1794 een vergunning voor de jacht in de houtvesterij van Holland en West-Friesland gekocht. Een ander teken van familiebesef was zijn verzoek om de achternaam van zijn moeder, Fontein, voor zijn 'Chateau de Ter Coulster pres geslachtsnaam te mogen zetten, en tenslotte de aanleg van een familiegrafkelder op de d' Alkmaar'. Lithografie door algemene begraafplaats aan de Westerweg te Alkmaar, waarvan de eerste steen was J.B. Madou, ca. 1825 gelegd door zijn zoon Giesbert. «SS.-- WÈte: 66

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 68