Een aangenaam en fatsoenlijk leven De verdeftiging van de familie Fontein Verschuir Sonia de Waal Inleiding In 1836 gaf Gijsbert Fontein Verschuir zijn zoon Giesbert een wijze raad over het sluiten van een huwelijk: 'Wanneer mijn boedel zich bij mijn overlijden in den staat bevind waarin die nu is zult u zeker niet zonder ressource zijn- maar op verre na niet genoeg om daarvan gemakkelijk en aangenaam te leeven -alzo mijn vriend! Ziet in tijd rondom U- denkt dat het doen van een goed huwelijk daartoe het meeste strekken kan - niet een huwelijk om geld alleen -maar nooyt zonder geld. Zijt voorzichtig! Boven alles op het stuk van trouwen- trouwd nooyt of zodanig dat gij U alle gemakken zo wel als alle benodigde zaken in overvloed verschaffen kunt'.1 Gijsbert was in 1836 één van de rijkste inwoners van Alkmaar. Hij had echter zeven kinderen en zoals de wet het voorschreef, zou ieder kind een even groot deel van zijn erfenis krijgen. Daardoor zou de erfenis alléén niet voldoende zijn om al zijn kinderen op stand te laten leven. Een huwelijk met een gefortuneerde notabele zou een goede uitkomst bieden voor dit probleem. Zoals Gijsbert duidelijk maakte zou het echter nooit een huwelijk om geld alleen mogen zijn, daarvoor was status te belangrijk. De familie Fontein Verschuir had in de jaren daarvoor al veel in het werk gezet om haar status te vergroten en niet zonder resultaat: Gijsbert was in 1789 tot de vroedschap in Alkmaar doorgedrongen en in 1822 geadeld. Daarnaast kocht hij een buitenhuis en aanzienlijk wat land en leefde als een echte heer van stand. Strikt genomen behoorde de familie wel tot de oude Nederlandse elite, aangezien zij vóór 1792 in de vroedschap zitting had, maar ze was relatief nieuw. Dat de Fontein Verschuirs niet echt tot de oude elite behoorden is goed te zien aan de huwelijken van Gijsberts kinderen. Geen van hen slaagde erin een adellijke huwelijkspartner te vinden. Dit leidde aan de ene kant tot een drang naar verdeftiging, wat onder andere blijkt uit de verzoeken van alle generaties om de geslachtsnamen van hun moeder bij de hunne te mogen voegen. Maar aan de andere kant was (bij de tweede en derde generatie) eveneens

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 65