Doordat jongere zonen minder vanzelfsprekend in aanmerking kwamen voor bestuurlijke ambten dan in de achttiende eeuw, konden in de negentiende eeuw grote verschillen in maatschappelijke positie ontstaan tussen de oudste zoon en jongere kinderen. In de achttiende eeuw hadden ook jongere zonen zich verzekerd gezien van respectabele ambten, maar de jongere broers van het Tweede-Kamerlid Cornelis van Foreest (1817-1875) beschikten niet over functies van enig gewicht. Hendrik Albert (1819-1897) werd directeur van posterijen te Wormerveer, Johannes Henricus (1825-1895) ging door het leven als landbouwer.52 Lodewijk Jacob (1827-1863) emigreerde naar Zuid-Afrika, waar hij lange tijd zonder emplooi bleef53 Dirk (1829-1921) vervulde het eervol ambt van rechter, maar bracht het niet verder dan het kantongerecht van Schagen.54 De jongere kinderen waren ook meer dan hun oudere broer afhankelijk van eigen verdiensten. Dit blijkt onder meer uit de ongelukkige levensloop van Cornelis' broer Lodewijk Jacob, 'Louis'. In Zuid-Afrika bleek hij niet in staat een bestaan op te bouwen en verzocht Cornelis te bemiddelen bij hun rijke oom Pieter Loopuyt, die getrouwd was met een zuster van Cornelis' moeder. Vanuit Bloemfontein schreef Lodewijk Jacob zijnbroerDirk(i829-i92i) in augustus 1857: [Ik kreeg] 'een zeer heven brief van broeder Kees [Cornelis], waarin hij mij uitvoerig vertelt hoe de zaken staan; hij had reeds aan oom Loopuyt voor mij gevraagd maar tot antwoord gekregen dat oom niets meer voor ons konde doen Het spreekt wel als een boek dat wanneer oom Loopuyt, die toch algemeen bekend staat als rijk, niets voor zijn familie meer wil doen men het niet aan andere kan vragen'.55 Op aansporingen van Cornelis werk te zoeken schreef Lodewijk Jacob zijn moeder in januari 1858: 'Kees vraagt my waarom ik nooit eene zaak goed aanpak en doorzet Maar begryp dan toch myne positie Er is hier niemand, uitgenomen gevestigde landbouwers die hier niet by den dag leven Op schelmse en oneerlyke manier geld maken is my onmogelyk. Zal men eerlyk te werk gaan, dan moet men 12 a 15 jaar werken eer men een enigszins onafhankelyk bestaan kan hebben. Ik heb nu van Juny af hoegenaamd geen verdiensten gehad. Van armoede zal ik hier niet omkomen, maar dat is ook nog geheel iets [anders] als fatsoenlyk in mynen stand te kunnen leven. Ik wil geen gesalieerd schoolmeester zyn. Misschien verkeerd? Maar het kan er bij my onmogelijk in'.56 Vijf jaar later overleed 'Louis' ten gevolge van overmatig alcoholgebruik. Cornelis schreef zijn broer Dirk: 'Hoe jammer dat onze lieve broeder die zooveel goeds had zoo door den drankduivel was bezeten dat al dat goede, al dat edele geheel werd verstikt'.57 De oudste zoon De familie-identiteit werd in belangrijke mate bepaald door het familiebezit en de oudste zoon speelde een cruciale rol in het doorgeven van dat familiebezit. Deze

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 48