voor de Tweede Kamer.29 Deze gang van zaken stuitte overigens op verzet en het gerucht deed de ronde dat de kiesvereniging alleen uit Van Foreest, Van Leeuwen en enkele vrienden zou bestaan.30 Het besloten karakter van de kiesvereniging en haar uiterlijk aanzien als herensociëteit werd nog versterkt doordat de bestuursleden elkaar al kenden van de arrondissementsrechtbank én de plaatselijke vrijmetselaarsloge.31 Binnen het polderbestuur continueerde de familie Van Foreest de overerving van functies zoals die in de achttiende eeuw had bestaan. Terwijl de Alkmaarse raad voor een steeds groter deel door leden van nieuwe families werd gevuld, bleven de besturen van de hoogheemraadschappen en polders rondom de stad gereserveerd voor leden van de aanzienlijkste geslachten.32 Hier had de oude elite een onaantastbare positie. Ook in de dorpsgemeente Heiloo genoten de Foreesten een sterke positie. Naast het landgoed Nijenburg bezaten zij daar veel pachtboerderijen. Leden van de familie fungeerden als wethouders en burgemeesters van het dorp. In Najaarsbladen spreken de boeren van 'hun jonker' Cornelis, die zij eren en hoogachten. Inderdaad genoten de bewoners van Nijenburg binnen de agrarische gemeenschap het nodige prestige. Leden van de familie werden gezien als vanzelfsprekende vertegenwoordigers van het district; vier opeenvolgende generaties Van Foreest kregen tussen 1814 en 1917 zitting in de Tweede Kamer. Gedurende de negentiende eeuw lijkt dit 'respect' voor de familie niet te zijn afgenomen. Hoewel de afschaffing van de heerlijke rechten in 1848 formeel een einde had gemaakt aan de politieke macht van de familie Van Foreest als heren van het dorp Schoorl, meldde de Courant voor Schoorl en Berden nog ruim 70 jaar later: 'Het moge in dezen tijd niet veel meer te betekeenen hebben Ambachtsheer te zijn [maar] de Schoorlers hebben menigmaal getoond hem [Pieter van Foreest] te waarderen door hem in verschillende functiën te kiezen en hen te vertegenwoordigen'.33 Niet alleen ten aanzien van het kapitaal van de familie - dat voor een groter deel uit onroerend goed kwam te bestaan - maar ook ten aanzien van de politieke opstelling van haar leden, geeft de negentiende eeuw een omslag te zien van een stedelijke naar een landelijke oriëntatie. Zo begon de familie politieke steun te zoeken onder de lokale en agrarische gemeenschap. Cornelis en zijn zoon Pieter van Foreest lieten zich aanprijzen als kenners van landbouwzaken en deden in de Tweede Kamer alleen van zich horen wanneer het onderwerp de landbouw betrof Daarnaast toonde vooral de aartsconservatief Cornelis zich een voorvechter van het particularisme en verzette hij zich consequent tegen centralistische tendenties van de kant van de nationale overheid. Cornelis stemde tegen het afschaffen van de belasting op het gemaal en die op het geslacht, aangezien met het verdwijnen van deze lokale accijnzen de budgetten en bevoegdheden van lokale overheden zouden afnemen. Paradoxaal genoeg continueerde hij hiermee de stellingname van zijn verlichte, patriotse familieleden uit de late achttiende eeuw. De Foreesten hadden zich destijds als aristocratische patriotten eerst tegen de stadhouder, vervolgens tegen de radicalere democraten en unitaristen gekeerd

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 44