behoorden, waren veelal verbonden aan de plaatselijke rechtbank en door huwelijken
aan elkaar geparenteerd.22
Koning Willem I [1813-1840) nam veel voorname Alkmaarse geslachten, die reeds onder
het ancien régime in de vroedschap vertegenwoordigd waren geweest, in de stedelijke
raad op. In het tweede kwart van de negentiende eeuw keerden deze oude families echter
de stedelijke politiek de rug toe. Het raadslid Cornelis Sandenberg Mathiessen, heer van
Petten en Nolmerban vertrok in 1836 naar Haarlem, vier jaar later verruilde Hendrik
baron Collot d'Escury Alkmaar voor Den Haag.23 De meest ambitieuze leden van het
patricisch geslacht Druyvesteyn verlegden hun activiteiten naar de Amsterdamse
zakenwereld.24 Dit verschijnsel is ook voor andere (kleinere) steden waargenomen en
ging gepaard met een trek naar Den Haag. Het benauwde sociaal klimaat van de kleinere
provinciesteden oefende kennelijk weinig aantrekkingskracht uit op de oude elite.
In de jaren 1822-1824 waren Nanning, Zacheus én Dirk van Foreest nog gelijktijdig lid
van de Alkmaarse raad, volgende generaties toonden daarentegen nauwelijks
belangstelling voor een dergelijke functie. Cornelis van Foreest was enige tijd raadslid,
maar bedankte in mei 1851, 'wegens vertrek naar Heiloo'. In juni werd Cornelis'
voorbeeld gevolgd door zijn collega-raadslid en buurman in Heiloo, Giesbert Fontein
Verschuir, eigenaar van het landgoed 'Ter Coulster'. Ook deze verruilde de stad voor het
landleven. Kennelijk voelden de heren weinig voor deelname aan de eerste rechtstreeks
gekozen gemeenteraad, die in september van dat jaar in werking trad.25 Met het
aftreden van Cornelis van Foreest en Giesbert Fontein Verschuir verdwenen de oude
geslachten vrijwel geheel van Alkmaars politieke toneel.
Lokaal prestige
Hoewel de Foreesten zich geleidelijk uit de stedelijk politiek terugtrokken, bleef de
familie zeer invloedtijk, mede dankzij de connecties die zij binnen Alkmaar had
opgebouwd. Een belangrijke relatie was bijvoorbeeld Gerrit van Leeuwen - 'neefVos' in
Najaarsbladen - een Alkmaars raadslid en officier van justitie. Cornelia spreekt van grote
verplichtingen die hij aan de familie zou hebben gehad.26 In de jaren na de dood van
Dirk van Foreest (1833) bewees Van Leeuwen wederdiensten door functies waar te nemen
voor diens minderjarige zoon Cornelis van Foreest. De financiële positie van de familie
was destijds onzeker en Cornelis werd door de familie naar voren geschoven om zijn
vaders plaats als penningmeester van de Zijpe en Hazepolder in te nemen, al was hij pas
ïéjaar oud. Gerard Pieter van Vladeracken (1792-1857), wiens familie eveneens behoorde
tot de oude Alkmaarse elite, solliciteerde naar het ambt, maar uiteindelijk werd Cornelis
benoemd.27 De invloed van zijn verwant Gerrit van Leeuwen, de hoofdingeland van de
Zijpe, heeft hier waarschijnlijk de doorslag gegeven. Cornelis verbleef de jaren erna in
Leiden, waar hij rechten studeerde en het de werkzaamheden door Van Leeuwen
uitvoeren.28 Toen Van Leeuwen in 1856 de conservatieve kiesvereniging 'Vaderland en
Koning' oprichtte, schoof hij zijn achterneef en protégé naar voren als afgevaardigde