als kasteel of vesting; het was begin zeventiende eeuw gesticht als buitenplaats voor de
Alkmaarse regentenfamilie Van Egmond van de Nijenburg. Toen de Foreesten
Nijenbutg in bezit kregen (1742), was het een statig herenhuis, omgeven door een park
en vijvers. Door de familie Van Foreest werd Nijenburg fors uitgebreid, bebost en
gemodelleerd naar de Engelse landschapsstijl.13
Hoewel in uiterlijk en oorsprong een typisch patricische creatie, verwees de naam
Nijenbutg naar een feodaal verleden. Het landgoed ontleende zijn naam aan de door
Floris V onder Oudorp gebouwde burcht de 'Nienburg', waar leden van de familie Van
Egmond van de Nijenbutg als beheerders (kasteleins) hadden opgetreden. Deze familie
maakte er aanspraak op af te stammen van het grafelijk huis van Egmond en probeerde
die adellijke pretenties kracht bij te zetten met een indrukwekkend statusoffensief Zo
kochten de Van Egmonds van de Nijenburg onder meer de heerlijkheid van de
Egmonden, de ruïne van het kasteel de Nienburg en de resten van het slot van
Egmond.14 Toen de laatste Van Egmond van de Nijenburg in 1742 overleed, kwamen de
reeds zeer vermogende Foreesten in bezit van het omvangrijke fortuin van dit geslacht.
In de achttiende eeuw brachten de Foreesten de zomermaanden door op Nijenbutg en
verbleven gedurende de rest van het jaar in Alkmaar, waar zij herenhuizen aan de
Oudegracht en in de Langestraat bewoonden. Dit heen en weet reizen tussen de
buitenplaats en de stad was typerend voor het leven van de rijkere regenten. De
geschiedenis van Nijenburg en de familie Van Foreest geeft dus een opmerkelijke
mengvorm te zien van adellijke en patricische elementen: de buitenplaats, aangelegd
door een regentenfamilie met adellijke pretenties, werd eind achttiende eeuw tot
landgoed uitgebreid door een adellijke familie die in het patriciaat was opgenomen.
Van de achttiende naar de negentiende eeuw
Eind achttiende eeuw zorgde een aantal factoren voor een sterke verandering in de
(patricische) levenswijze van de familie Van Foreest. In de eerste plaats taakte het
reusachtige vermogen van de familie versnipperd als gevolg van erfdelingen. Sommige
takken wisten zich financieel staande te houden, terwijl andere hun deftige levensstijl
niet konden continueren. Hierdoor zouden in de negentiende eeuw binnen de familie
grote verschillen in rijkdom en sociale status ontstaan. Had het fortuin van Nanning
van Foreest (1682-1745) nog een recordhoogte bereikt van 1,2 miljoen gulden, sommige
van zijn achterkleinkinderen moesten een eeuw latet de kost verdienen als naaister,
molenaarsknecht of winkelierster, terwijl hun verwanten op Nijenburg over vermogens
van honderdduizenden guldens beschikten.
Een bijkomend veranderingsproces betrof de samenstelling het familiekapitaal. In de
achttiende eeuw bezaten de Foreesten vermogens die typerend waren voor patriciërs.
Deze bestonden voor het overgrote gedeelte uit aandelen en obligaties. Hoewel de
familie over een indrukwekkende hoeveelheid land beschikte, maakte onroerend goed
meestal maar 10 tot 15 procent uit van de nalatenschappen.15 Was de grote omvang van