m
Jb?
SALVS MEA CHUISTVS
lf
f
'j: 4
i mjfai
Zij waren door huwelijken verbonden aan andere adellijke
geslachten als Alkemade, Utenhaghe en Van der Woert.7
Eind veertiende eeuw wisten leden van de familie plaatsen
te verkrijgen in het bestuur van steden als Alkmaar, Delft en
Haarlem. Daarmee traden zij toe tot het patriciaat, een
kleine groep rijke en vooraanstaande families die een
dominerende positie innam binnen de stedelijke besturen.
Geleidelijk begonnen de Foreesten hun banden met de adel
te verliezen.
In de zestiende eeuw trokken veel adellijke families zich
terug uit de Hollandse stadsbesturen. Door alleen stands
genoten te huwen en de adellijke status te etaleren, wierp de
adel een sociale barrière op voor het patriciaat en sloot zij
zich als stand af.8 De familie Van Foreest echter, had zich
inmiddels getransformeerd tot een regentenfamilie en
behield een stedelijke oriëntatie. De Foreesten vervulden
Familiewapen Van Foreest hoge ambten binnen de stad en huwden voornamelijk patriciërs. Het kasteel bij
met spreuk: 'Salus Mea Beverwijk dat de familie bewoond had - 'Oosterwijk' of'huis Foreest' geheten - raakte
Christus' (Christus mijn heil) buiten de familie en verviel tot een ruïne.9 Hoewel hun levensstijl niet langer adellijk
was, hielden de Foreesten vast aan hun adellijke status: zij maakten gebruik van
adellijke titels en oefenden het aan edelen voorbehouden jachtrecht uit.10
Maatschappelijk kenmerkte de positie van de familie zich door een opmerkelijke
ambivalentie.
In sociaal opzicht was de aansluiting bij het patriciaat een succes. In de zestiende en
zeventiende eeuw kwamen de Foreesten tot grote rijkdom en behoorden steevast tot de
stedelijke vroedschap, het college uit welke de magistraten werden gerekruteerd. Dankzij
hun grote sociale status en financieel vermogen golden de Foreesten als aantrekkelijke
huwelijkspartners, zij huwden voornamelijk met deftige patricische families.
Mannelijke leden van de familie konden rekenen op de meest lucratieve en eervolle
stedelijke en generaliteitsambten. Zo monopoliseerde de familie tussen 1584 en 1717 het
ambt van secretaris van Gecommiteerde Raden van het Noorderkwartier, een betrekking
die de oudste zoon van de familie steeds van zijn vader overnam wanneer deze kwam te
overlijden.11 Dankzij deze overdracht van ambten zagen de opeenvolgende generaties
hun plaats binnen de stedelijke elite verzekerd.
Eind zeventiende eeuw verhuisden de Foreesten vanuit Alkmaar naar Hoorn. Het
financieel vermogen van de familie bereikte hier midden achttiende eeuw een
hoogtepunt toen, dankzij een erfenis uit de verwante Alkmaarse familie Van Egmond van
de Nijenburg (1742) Cornelis van Foreest (1704-1761) in bezit kwam van het landgoed
Nijenburg. Hierdoor ontstonden twee takken van de familie Van Foreest: een Hoornse en
(opnieuw) een Alkmaarse, welke laatste op den duur prominenter zou worden.
36