in de geschiedenis van de familiale vermogens. In de eerste plaats werd vanaf het
midden van de negentiende eeuw het economisch kapitaal van de notabelenstand steeds
meer door erfdeling bedreigd. Leidde dit tot een 'agrarisering' van het snel slinkende
familiefortuin, ook het sociaal kapitaal - de bestuurlijke machtsbasis - werd als het ware
'landelijker' van karakter, zelfs waar het de paternalistische stijl in de politiek betrof In
de derde plaats, tenslotte, zagen we hoe in samenhang met deze economische en
bestuurlijke 'withdrawel of the elite' ook de culturele houding van de notabelenelite
teruggetrokkener werd, en gekenmerkt door een meer geprononceerde nadruk op
adellijke statussymbolen en andere aspecten van familie-identiteit. Om met Greshoffte
spreken, nog altijd zag men onmiskenbaar aan hun kleren 'dat zij rechtvaardig zijn
de dominee, de dokter, de notaris', maar ze vormden als 'drievuldig beeld van al wat wijs
en waar is' een verdwijnende soort in een burgerlijke samenleving vol zakenlieden en
employees.