Stichtse landheer mr. W.H. de Beaufort was dan ook de antirevolutionaire predikant
politicus Abraham Kuyper het béte noire van zijn gedurende vele decennia bijgehouden
dagboeken. De nieuwe politieke stijl belichaamde in de wijze waarop partijbelang werd
gesteld boven persoonlijke verantwoordelijkheidszin en plichtsbesef alles wat brak met
dat wat notabel was, met heel de onafhankelijkheid van geest van 'kalme, bedaarde,
nadenkende, ernstige en beleidvolle mannen'.48 En in de dagboeken van Cornelia
Fontein Verschuir, wier echtgenoot Van der Feen de Lille nog als oud-liberaal begin
twintigste eeuw in de Alkmaarse raad zat, komen we een gelijkgestemde afkeer tegen
van socialisten als Troelstra.
Uit De Haans beschrijving van de politieke stijl der Van Reenens in Betgen valt veel te
leren over het karakter van de lokale notabelenpolitiek zoals die ongetwijfeld ook door de
getitelde en ongetitelde takken der Beauforts in de omstreken van Amersfoort en Leusden
werd bedreven. De 'onderonsjes' waarmee zij met steun van de Commissaris der
Koningin en andere spelers in het old boys ttetwork tot in het Interbellum hun 'opvolging'
als burgemeester regelden, getuigt niet bepaald van de hoge eisen die men in het
openbaar stelde aan zichzelf en zijn stand. En de manier waarop de nieuwe burgemeester
nog in zijn kunstenaarsdorp werd 'ingehaald' laat zien met welk raffinement het
openbaar bestuur tot in de moderne tijd door een lang gecontinueerde uitvinding van de
traditie werd toegeëigend als het vanzelfsprekend standsvoorrecht van de 'heren' van het
dorp. Veel van wat in de stedelijke wereld al lang was verdwenen, leefde zo onverminderd
voort in de beslotenheid van de plattelandscultuur. Dit gold vermoedelijk ook voor
andere plattelandsgemeenten waar de notabelen in staat bleken een makelaarsrol tussen
de landspolitiek en de dorpspolitiek te blijven spelen.45 En daar waar oude families nog
als hoge heren regeerden, overleefden ook de notabele levensvormen.
Familie en stand: de deftigheid van binnenuit
Verwantschap vormde in de negentiende eeuw de infrastructuur van het sociale leven.
Binnen de kring der familie voltrok zich de overdracht van verschillende soorten
machtsbronnen, te weten economische bezittingen, bestuurlijke functies én
maatschappelijk prestige. Dit laatste laat zich omschrijven als de levenshouding en
waarden die mensen van huis uit hebben meegekregen. Het gaat hierbij in het
bijzonder om de overdracht van sociaal-culturele erfenissen en het familiale geheugen
waarin deze in de vorm van familieverhalen, genealogische kennis en memorabilia
gestalte kreeg. Nog tot op heden vormt dit zelfbewustzijn, deze bewust geconserveerde
familie-identiteit, als het ware hét standskenmerk van mensen van goeden huize.50
De notabele levensvormen draaiden om de goede naam, om de eer der familie. Veel van
wat in het algemeen als typerend voor de cultuur van het liberalisme is beschouwd,
zoals gemeenschapszin en plichtsbesef, was in feite ontsproten aan lokale
familieculturen. Uit de beschrijvingen van de vier families dringt zich dan ook het beeld
op van een welhaast totale onderschikking aan het dynastieke 'algemeen belang'. Dit