Nederland's Adelsboek' in Opmerkingen over de geslachten, 193-225. 18 W.J.J.C. Bijleveld in Opmerkingen over de geslachten, 6, en C.F. Sirtema van Grovestins, Gedenkschriften van dengraafVan der Duyn van Maasdam, 114-7. 19 Zie C.J.M. Bruin, Een herenwereld ontleed. 20 Nederland's Adelsboek, 79e jrg.(i988), A-BI, ix-xiii 21 Vgl. D. van den Bosch, 'De adel en de vorst', en P. Janssens, 'De politieke invloed van de adel'. 22 B. van den Braak, De Eerste Kamer, 55-73. 23 Jhr. A.J. Gevers en A.J. Mensema, De havezaten in Twente. 24 R. van der Laarse, 'Welstand, macht en aanzien', 18-20; H. Nicolai, 'Introuwende vrouwen'; R. van der Woude, 'De grenzen verlegd', 240-1. 25 Nederland's Patriciaat, ic jrg. (1910), voorbericht. 26 Zie bijvoorbeeld D. Bos, In dienst van het Koninkrijk. 27 Vgl. H. Burger, Leeuwarderjeugdherinneringen, 46. 28 H.W.M. van der Wijck en Enklaar-Lagendijk, Herinneringen aan twee Overijsselse buitenplaatsen, 5-6. 29 Zie ook W. de Haan, 'Een heerlijkheid als familiebedrijf. 30 Zie N. Bos, Notabele ingezetenen, 88,123-5,160-5. 31 Vgl. N. Randeraad, 'Het geplooide land'. 32 Geciteerd bij J.E. Elias, Geschiedenis van een Amsterdamse regentenfamilie, 212. 33 Vgl. Gabriël, 'Patrizier und Regenten, 37-65, en M.G.J. Duijvendak en de Jong, Eliteonderzoek, 23-6. 34 P. Hofland, Leden van de Raad., 20-1; K. Bruin, Een herenwereld ontleed; B. de Vries, Electoraat en elite, 138; R. van der Laarse, 'De hang naar buiten'. 35 Vgl. R. de Bruin, Burgers op het kussen, J.H. von Santen, 'Politiek leven in de stad Utrecht'. 36 Thimo de Nijs, In veilige haven, 39-61, en R. van der Laarse, Bevoogding en Bevinding, 57-67, 136-140. 37 N. Bos, Notabele ingezetenen, 139,144, en H. Schijf Netwerken van een/mancieel-economische elite, 99-105. 38 Zie R. van der Laarse, 'Welstand, macht en aanzien', en Y. Kuiper, 'Heren van Leeuwarden'. 39 Zie Tj.P.J. Talsma, De Groote Heeren, 21-22, 46-8; H. van Felius en H.J. Metselaars, Noordhollandse Statenleden, 34-5. 40 H. van Felius en H.J. Metselaars, Noordhollandse Statenleden, 245-6; B. van den Braak, Eerste Kamer, 116. 41 Tj. P.J. Talsma, 'Groote Heeren', 95. 42 C.J.M. Bruin, Herenbolwerk, en Y. Kuiper, Adel in Friesland, 332,335,403. 43 Zie J.Th.J. van den Berg, De toegang tot het Binnenhof 45-52; het aandeel adel en patriciaat lag in de Eerste Kamer omstreeks 1850 beide op circa 38 procent: B. van den Braak, Eerste Kamer, 120-1. 44 N. Bos, Notabele ingezetenen, 136-146; Y. Kuiper, 'Aristocraten contra burgers', 195. 45 L.Buning, Het herenbolwerk, 269. 46 In dit opzicht verschilde de situatie in Holland en vermoedelijk ook Utrecht en Gelderland met die in Friesland, waar de wegtrekkende Friese adel na 1848 niet alleen zijn interesse in het stadsbestuur maar ook in de traditionele grietmansambten begon te verliezen: Y. Kuiper, Adel in Friesland, 340,402-3. 47 R. de Jong, Van standspolitiek naar partijloyaliteit. 48 J.P. de Valk en M. van Faassen (red.), Dagboeken en aantekeningen, xvi. 49 Vgl. voor een vergelijkbare 'overherigheid': U. den Tex, 'Slottaferelen', Vnj Nederland, 22-12-

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 132