Burgemeester Jacob van
Reenen neemt afscheid van
het gemeentebestuur en
gemeentepersoneel, april
1923. Linksachter Jacob staan
zijn zoon Hendrik Daniël en
diens echtgenote
De gemeente had haar bloei immers geheel aan de familie Van Reenen te danken. Als
vertegenwoordiger van de provincie had Roëll al eerder kennisgemaakt met de beoogde
opvolger. Hij was overtuigd van diens geschiktheid voor de functie, en ook de kerkelijke
en politieke samenstelling van de gemeente zou niet ingaan tegen deze benoeming.
Aan dit advies ging een lobby uit Bergen vooraf. Eind januari brachten Jacob van Reenen
en zijn zoon Hendrik Daniël in Haarlem een bezoek aan jonkheer Roëll. Zij hadden ieder
afzonderlijk met hem een onderhoud, waarin zij hun wens uitvoerig omkleedden.
Enkele dagen na het bezoek van haar man en zoon aan het provinciehuis probeerde
Marie Völter schriftelijk vaart in de zaak te houden. In zijn antwoord aan de
burgemeestersvrouw maande Roëll haar diplomatiek tot nog wat geduld. 'Ik wachtte
nog slechts op eene geschikte gelegenheid om haar mondeling bij den Minister van
Binnenlandsche Zaken aanhangig te maken'.20
De Commissaris van de Koningin in Noord-Holland kon zich in het verzoek vinden. Hij
wilde de benoeming van Hendrik Daniël wel onderhands regelen. Hierdoor zou 'veel
noodeloos werk' worden vermeden, schreef hij aan de minister van Binnenlandse
Zaken.21 Die liet echter weten dat hiervan geen sprake kon zijn. 'Dit zou allicht een
124