doeken deed.12 Zo was het beter te wachten tot enkele uren na de maaltijd en moest men
niet bezweet baden. Voor zieken, bejaarden en kinderen was een bad niet zonder risico's.
Tot in de jaren dertig publiceerde de Ber^enschc Bad- Duin- en Boschbode (die in het seizoen
als wekelijkse toeristische bijlage van de Alkmaarsche Courant verscheen) uit Varekamps
voorschriften, die op de gevaren wees van pootjebaden door ouderen en kinderen. Toch
is onduidelijk in hoeverre deze waarschuwingen serieus werden genomen. In 1915 deed
een Groningse arts de waarschuwingen af als onzinnig. En met strikte naleving van de
regels viel het in Bergen waarschijnlijk wel mee. Er was geen badarts aanwezig op strand
die de gasten begeleidde. Bergen aan Zee was dan ook geen kuuroord voor zieken, zoals
bijvoorbeeld Scheveningen in de negentiende eeuw, maar een vakantie-badplaats.
De service van de badmeester op het strand beperkte zich tot het verplaatsen van de
koetsen naar de waterlijn en het verstrekken van huur-badkostuums. Echt ver gingen
de gasten ongetwijfeld de zee niet in. In het water moesten zij zichzelf redden, de
badmeester die tot 1912 voor het bedrijf van de familie Van Reenen werkte, kon niet
zwemmen.13 Hij blies op een hoorn als de baders te ver de zee ingingen. Achter het
strand, beschut door de buitenste duinrand, was een terrein ingericht waar de
vakantiegangers konden recreëren. In het Parnassiapark kon men al rondwandelend
allerlei bijzondere plantensoorten bewonderen, picknicken of croquet spelen. Naast het
door Marie ontworpen park lagen bovendien twee tennisbanen. Met de opening van een
klein duinmuseum was de aanleg van de tuin compleet. Maries aandacht voor details als
de inrichting van een museum laat zien hoezeer de familie regie wilde houden over de
ontwikkeling van de badplaats.
In een toespraak ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van Bergen aan Zee in 1931
roemde de heer van Bergen zijn echtgenote als de drijvende kracht achter de nieuwe
exploitatie. Jacob was een wat bedaarde man wiens ambities niet verder reikten dan het
besturen van de kleine dorpsgemeenschap. Hij interesseerde zich voornamelijk voor de
bouwtechnische aspecten van de nieuwe exploitatie van zijn landgoed. Zijn inmiddels
overleden echtgenote was wereldser ingesteld geweest. De oud-burgemeester was zich
bewust dat de rol van zijn echtgenote in het openbare leven niet overeenkwam met het
gangbare beeld van de rol van de vrouw: 'In 't algemeen wordt gezegd, dat de vrouw tot
het zwakke geslacht behoort en dat de man moet regeeren, maar het omgekeerde kan
ook doeltreffend werken. Mijne vrouw en ik hebben veel samengewerkt en die
samenwerking ging steeds goed, want wij vulden elkaar aan. Mijne vrouw maakte de
plannen en ik voerde die plannen technisch uit'.14 Natuurlijk was dit beeld enigszins
vertekend. Jacob droeg de verantwoordelijkheid voor het gemeentebestuur en de
exploitatieactiviteiten van de familie. Maar zijn ontboezeming maakt duidelijk dat de
stichting van Bergen aan Zee een zaak was geweest van de echtelieden samen.
Marie toonde niet alleen haar tuinierende kwaliteiten, zij liet zich ook gelden als
zakenvrouw. Als presidente van de raad van commissarissen van de BEM (met daarin
twee zonen en twee schoonzoons) had zij een belangrijke rol in de zakelijke