aangedaan, aan wie de gemeente zooveel te danken heeft'. Lees: de grove belediging die
mij en mijn man wordt aangedaan. Al zag Marie Völter het misschien zelf liever niet zo,
het conflict rond de benoeming maakte juist duidelijk dat de familie niet altijd
automatisch boven de partijen stond in Bergen. In haar ogen echter waren de raadsleden
van Bergens Belang geen burgers met een andere mening dan de burgemeester en zijn
echtgenote, maar eerder opstandige onderdanen. Het conflict laat bovendien zien
hoezeer in Bergen persoonlijke en algemene belangen met elkaar vervlochten waren.
De burgemeestersvrouw waarschuwde de Bergenaren dat een verwijdering tussen de
Van Reenens en de bevolking alleen maar in het nadeel zou werken van het dorp. In de
brief van ruim vijf kantjes gaat zij dieper in op de aantijging als zou Jacob van Reenen
profiteren van zijn burgemeesterschap. Dat was niet het geval, stelt zij, het was juist
omgekeerd. De gemeente had baat bij de initiatieven die de familie Van Reenen op
persoonlijke titel en met privé-kapitaal had genomen. Bergen kon niet zonder de
familie. Sterker nog, de Van Reenens waren Bergen. 'Bergen hangt te nauw samen met
den Burgemeester, met zijn werk, met zijne bezittingen en alleen zijn groote goedheid,
zijne liefde voor zijne Gemeente en zijn gemeenschapsgevoel hebben de Bergenaars
doen vergeten dat de bosschen en duinen niet het eigendom zijn van de Gemeente
Bergen, maar van de Burgemeester persoonlijk en van zijne kinderen na hem'.
In Völters uitleg van de verhoudingen in Bergen ligt precies besloten hoe zij de positie
van haar echtgenoot beschouwde. Zij zag hem in de eerste plaats als grootgrondbezitter,
als heer van Bergen, en pas daarna als openbaar bestuurder. In dit licht ook kan de
dadendrang van de familie Van Reenen beter worden verklaard. De exploitatie nieuwe
stijl moest het oude landgoed rendabel maken, zodat de heerlijkheid Bergen voor een
volgende generatie Van Reenen behouden bleef Om deze activiteiten tot een goed einde
te brengen bleef de familie zich beroepen op de positie die de heer van Bergen van
oudsher had.
De situatie dat de eigenaar van de heerlijkheid het tegelijk voor het zeggen had in het
openbaar bestuur van Bergen, bestond al heel lang. Sinds honderden jaren benoemde de
heer van Bergen het dorpsbestuur. Weliswaar was met de invoering van de gemeentewet
in 1851 dit automatisme afgeschaft, maar in de praktijk bleef de invloed van de heer
verstrekkend. Als eigenaar van de heerlijkheid Bergen, dat het leeuwendeel van de
topografische kaart van de gemeente besloeg, bleef de familie Van Reenen heer en
meester in het dorpje aan de rand van Noord-Kennemerland. Bovendien genoten de Van
Reenens nog steeds economische en juridische rechten die de heer van Bergen van
oudsher bezat. Zo hield Jacob als landheer het alleenrecht om te jagen en te vissen in zijn
territorium. Ook mocht hij de dominee in het dorp benoemen (het zogenaamde
collatierechtj.
Het relletje in 1921 rond de benoeming van mevrouw Völter tot lid van de commissie
van toezicht op het lager onderwijs bleek uiteindelijk niet meer dan een tijdelijke crisis.
Maar de reactie van de burgemeestersvrouw laat wel zien hoe gespitst de Van Reenens