Pioniers met oude idealen De stichting van de badplaats Bergen aan Zee door de familie Van Reenen Wouter de Haan Een vlammende tirade is het, de brief van burgemeestersvrouw Marie Amalie Dorothea Völter op 15 juni 1921 'aan de ingezetenen der Gemeente Bergen'.1 De ongekroonde koningin van het Noord-Hollandse dorpje was bitter gestemd. Ruim 36 jaren waren verstreken sinds haar echtgenoot Jacob van Reenen aantrad als burgemeester. Zij en haar man hadden zich altijd in dienst gesteld van het algemeen belang, meende Völter. Het echtpaar had Bergen van een slapend gehucht omgetoverd tot een toeristische trekpleister. Als heer van Bergen en als eigenaar van een landgoed dat een groot deel bestreek van het grondoppervlak van de gemeente Bergen, beheerste de familie Van Reenen het maatschappelijk leven in het dorp. In 1905 had Jacob van Reenen gekozen voor een nieuwe vorm van exploitatie van zijn uitgestrekte grondbezit. Deze verandering drukte een stempel op het dorpsleven. Het 1500 hectare grote grondbezit veranderde van een private buitenplaats in een op het oog modern villadorp. De burgemeester had een deel van het familielandgoed in kavels verkocht aan particulieren die er zomervilla's lieten bouwen. De duingronden richtte de familie Van Reenen in nog geen vijftien jaar in als badplaats, compleet met hotels, pensions en zelfs een stoomtramverbinding. In de badplaats Bergen aan Zee en rond de oude dorpskern verrezen huizen en hotels die werden aangesloten op een water- en elektriciteitsnet. Vanuit Alkmaar konden de zomergasten en forenzen over het tramspoor in nog geen half uur hun comfortabele villa's bereiken. Marie Amalie Dorothea van Reenen-Völter (1854-1925) stichteres van Bergen aan Zee 109

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 111