kon worden met het dragen van 'losse kleding'. Tot haar negentiende jaar bleefzij trouw aan deze kledingstijl, maar daarna schafte zij zich toch een kotset aan, omdat haar kennissen het ook droegen.115 Deze positieve bemoeienis van artsen met het ondergoed van dames was een welkome legitimatie van het streven naar comfortabeler kleding.116 Toch was er ook flinke kritiek te horen vanuit de medische stand. Een gezaghebbend en vooraanstaand vrouwenarts als professor Hector Treub moest niets hebben van reformkleding. De rugspieren van de vrouw zouden onvoldoende ontwikkeld zijn om het geklede lichaam te dragen, zodat het opgeven van het korset gevaarlijk en onhygiënisch was.117 De kritiek op de reformkleding leidde ook binnen de vereniging tot onenigheid. Naast verdeeldheid rond het afschaffen van het korset en de sleep was er ook kritiek op het feit dat reformkleding te duur was en dus alleen beschikbaar voor rijke vrouwen.118 Uiteindelijk wonnen 'de radicalen' de strijd en werd door het hoofdbestuur bepaald dat de sleep en het korset uit het modebeeld moesten verdwijnen. Vergeefs trachtte Jeanette Bouman met enkele gematigde medestanders hier een draai aan te geven door voor te stellen om de sleep bij uitzondering toe te laten bij 'toiletten voor receptie of avondpartij, mits met duidelijke vermelding van de bestemming'.119 In 1902 nam zij dan ook haar ontslag als landelijke voorzitster van de vereniging. Tussen 1900 en 1902 was Cornelia voorzitster van een onderafdeling van de vereniging in Alkmaar. In 1901 kwam Jeanette Bouman een lezing houden over de doelstellingen van de vereniging, ondersteund met 'lichtbeelden'.120 Niet altijd was er voor deze lezingen een ruimte beschikbaar en dikwijls stelde Cornelia haar huis beschikbaar voor bijeenkomsten. Vaak bleven de spreeksters bij haar logeren.121 Met deze activiteiten binnen de reformbeweging kwam Cornelia tegemoet aan het ideaal van het maatschappelijk nut. Naast haar werkzaamheden als voorzitster van de Alkmaarse afdeling van de Vereniging voor Verbetering van Vrouwenkleding werd zij in 1901 gekozen tot regentes van het Burgerweeshuis.122 Ook werd zij achtereenvolgens lid van de Moederlijke Sociëteit in Alkmaar, die tot doel had kraamvrouwen met raad en daad bij te staan, van de Protestantse Vrouwenvereniging, en van de Armenraad in Alkmaar.123 Daarnaast ging zij in 1907 haar tuin en bijbehorend tuinhuisje in de Langestraat openstellen voor leerlingen van de Rijks-HBS en het gymnasium, die van buiten de stad kwamen. Deze leerlingen, 'koffiekinderen', brachten hier tegen een geringe vergoeding hun pauze, 'het koffie-uurtje', door. Ook gaf Cornelia in deze tijd bijles en huisvestte zij jongeren die het moeilijk hadden.124 In deze periode werd Cornelia van een echte huisvrouw een initiatiefneemster op maatschappelijk gebied. De burgerlijke idealen van achtereenvolgens huiselijkheid en maatschappelijk nut werden zichtbaar in haar levensstijl. Maar werd de levensstijl van Cornelia inderdaad slechts door deze idealen bepaald? Een antwoord kan gevonden worden in de door haar bijgehouden notitieboekjes, waarin zij bijvoorbeeld vanaf 1898 haar godsdienstig geïnspireerde levensmotto omschreef als 'vrijheid van handelen,

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2001 | | pagina 107