door 'ongesteldheden'. In maart 1890 kreeg hij een zware griep en een stijf en pijnlijk
been. Alsof het niet erg genoeg was brak bij hem ook de 'pleuris' uit en 'bijna tegelijk of
even daarna longontsteking'.102 Toch herstelde hij na enkele weken weer.
Soms ging men voor langere tijd naar een rusthuis om te herstellen, zoals Jane, de
schoonzuster van Cornelia. Zij vertrok naar Bergen en schreef aan Cornelia dat zij blij
was, dat ze 'in het einde der maand tehuis mag komen, daar ik soms een verbazende
heimwee naar mijn kleintjes heb'.103 Hieruit blijkt tevens dat Jane rijker was. Terwijl
Cornelia zich moest behelpen met huismiddeltjes ging haar schoonzuster kuren om
weer gezond te worden. Ook in de eerste helft van de negentiende eeuw was het onder
sommige rijkere familieleden heel gewoon om buitenshuis aan te sterken. Zo ging
Adrianus Petrus de Lange vanaf 1836 geregeld kuren in het Duitse Bentheim. Adrianus
schreef over een verblijf in dit kuuroord: 'Om vijf ure waren de meeste badgasten, die
niet zwak waren, bij de bron om water te drinken, dat alleen door wandelingen in het
bosch werd afgewisseld. Te zes a zeven uren, was de entree kamer/ wachtkamer in
het badhuis, met een aantal vermoeide en niet vermoeide badgasten bezet 's Avonds
ging men zich verpozen in de biljart -of conversatiekamer, en vermaakte men zich
met spel, anecdote enz'.
Adrianus Petrus zou tijdens deze avonden enkele malen goochelkunstjes hebben
vertoond. Op zondag kwamen er uit nabij gelegen plaatsen bezoekers en werd er 'des
avonds en 's nachts vrolijk en uitbundig gedanst en gesprongen, waarbij het vullen van
de maag niet werd vergeten'.104 Het kuuroord diende dus niet alleen voor herstel, maar
ook voor ontspanning en vermaak. De kinderen van Adrianus Petrus volgden het
voorbeeld van hun vader en gingen ook dikwijls naar een kuuroord. Tijdens zijn
studietijd schreef Jacob Josias aan zijn ouders dat hij vaak geplaagd werd door
'ongesteldheden'. De lichamelijke ongemakken moeten vrij ernstig geweest zijn, want
in datzelfde jaar ging hij naar een 'hersteloord' in Duitsland, waar zijn zuster Cornelia
Elisabeth ook kuurde.105 Niet het kuuroord of het gebruik van geneeskrachtige
middeltjes, maar wilskracht was voor Cornelia het middel om lichamelijke ongemakken
te overwinnen. Zo stelt zij zichzelf in 1898 de vraag: 'is het wel goed overdag te slapen en
elke twee uur een drankje in te nemen, waardoor constant aan de ziekte gedacht wordt?'
Zij vervolgt haar overpeinzingen met de conclusie dat het 'zoo heerlijk' is 'om eens een
heele poos zoo ongemerkt aan iets anders te denken dan aan mezelf.106
Rond de eeuwwisseling was Cornelia de mening toegedaan dat ook 'verkeerde kleeding'
tot ziekte kon leiden, waarbij zij met name doelde op het dragen van het kotset. Een
groeiende groep vrouwen, waaronder Cornelia, vond dat er voor het korset een gezonder
alternatief moest worden gevonden.
Maatschappelijk nut
Na 1895 plukten Cornelia en Pieter eindelijk de vruchten van de opbrengsten van de
ziederijen en verhuisden zij naar een statige patriciƫrswoning aan de Langestraat. Het