De periode Van Foreest (1925-1940)
indeling in bepaalde opzichten wat geforceerd aandoet. Natuurlijk hadden de
voorzitters in de perioden, die hun naam dragen mensen naast zich, die met hun
persoonlijke inzet hen hielpen en stimuleerden. Maar ik kies hun namen voor deze
periode-indeling omdat ze stuk voor stuk leiding gaven en stimuleerden op een wijze,
die karakteristiek was voor dat tijdsbestek.
De laatste periode ligt nog zo dichtbij dat ze nauwelijks nog geschiedenis te noemen
valt. Daarom hebben we haar in één hoofdstuk geconcentreerd.
Het eerste bestuur
De plaats waar de nieuwe vereniging op 10 december 1925 werd geboren was de
Polderkamer van het Alkmaarse stadhuis. Het bestuur dat gevormd werd bestond uit:
jhr. H. van Foreest, voorzitter, mr. R.G.J. Maas Geesteranus, vice-voorzitter, mr. M.
Moens, penningmeester, mr. A.D. van Regteren Altena, secretaris, mr. J. Belonje,
adjunct-secretaris en dr. H.J. Hofstee, lid. Burgemeester Wendelaar werd tot ere
voorzitter benoemd.
Tevens werd een redactiecommissie voor de statuten aangewezen bestaande uit mr. C.J.
de Lange, L. Groen en mr. A.D. van Regteren Altena. Men besloot zich in verbinding te
stellen met de gemeentearchivaris Dresch, op wiens hulp het bestuur menigmaal een
beroep hoopte te doen.
Het bestuur was duidelijk samengesteld uit de Alkmaarse elite van die dagen. Leden van
de rechterlijke macht en de advocatuur. Verder afkomstig uit het bank- en
verzekeringswezen. Ook behoorden ze, en dat was belangrijk in die dagen, tot de
bestaande politieke en godsdienstige zuilen. De voorzitter jhr. Herpert van Foreest was
afkomstig uit het zo nauw met de Alkmaarse geschiedenis verbonden geslacht Van
Foreest. Hij woonde op Huize Nijenburg in Heiloo en was directeur van de Koninklijke
Zwavelzuurfabriek v.h. Ketjen N.V. Verder bekleedde hij vele maatschappelijke functies;
zo was hij onder andere vice-voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Schaatsbond. De
secretaris was president van de rechtbank en de penningmeester directeur van het
Noord-Hollands Landbouwcrediet.
Er werden circulaires gedrukt en verzonden aan die inwoners van Alkmaar, van wie men
verwachtte dat zij met het verenigingsdoel konden instemmen. Veel leden kreeg men
nog niet, ongeveer 60, een aantal dat in de eerste jaren eerder af- dan toenam.
We kunnen niet zeggen dat het bestuur erg actief was. Op 20 januari 1934 schreef de
penningmeester mr. M. Moens een boze brief aan zijn medebestuursleden, waarin hij
verzocht enkele uit hun midden aan te wijzen om de jaarrekeningen over 1930-1933 te
controleren. Dit was wel niet volgens de statuten, aangezien de ledenvergadering moest
dechargeren, maar zo schreef Moens: 'over vier jaar rapport uit te brengen is wat gek. Ik