Opgraving in 1976 in de Langestraat voor de bouw van het winkelcentrum 'De Lange Augustijn'. Collectie Regionaal Archief Alkmaar bleek toen in begin 1973 in het Stedelijk Museum een overzichtstentoonstelling werd gehouden van de bodemvondsten onder de titel 'Zo ontstond Alkmaar'. In de jaren zeventig verrichtte Cordfunke onder supervisie van de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodem onderzoek verscheidene onderzoeken op bouw plaatsen in de binnenstad. Zo kon hij in 1978 in deel 2 van de Alkmaarse Historische Reeks een verslag geven van 10 jaar stadskernonderzoek. Cordfunke had daarbij de steun van diverse afdelingen van de dienst Openbare Werken. Hij verwierf daarmee langzamerhand de positie van stadsarcheoloog. De belangstelling van Cordfunke lag echter in hoofdzaak bij vondsten uit de prehistorie en middeleeuwen en hierdoor bleef het onderzoeksterrein van latere tijden min of meer braak liggen. Of liever gezegd het werd ontdekt door jeugdige 'schatgravers', jongelui wier interesse gewekt werd door vondsten uit de voor werkzaamheden droog gelegde grachten. Ze vonden scherven van gebruiksvoorwerpen, die ze al lijmend tot potten en schotels wisten te restaureren. Aanvankelijk werd dit als een illegale activiteit beschouwd. Werd ergens een bouwput gegraven dan doken de amateur-archeologen in de grond. Ieder werkte voor zich en het gevondene werd meestal verkocht. In de winter van 1985 kwam er meer structuur in deze schatgraverij. Men maakte de afspraak de vondsten niet meer te verkopen maar in een stichting onder te brengen. De vondsten werden op diverse plaatsen in de stad tentoongesteld. In de pers en ook door het bestuur van Oud Alkmaar werd de vraag gesteld of het geen tijd werd dat Alkmaar een officieel aangestelde stadsarcheoloog zou krijgen. De reactie van B&W was dat het gemeentelijk beleid ten aanzien van de archeologie de toets der kritiek kon doorstaan en dat er geen noodzaak was een officiële stadsarcheoloog aan te stellen. Inmiddels was het aantal opgegraven voorwerpen dermate gegroeid dat de Stichting tot Behoud van Alkmaarse Bodemvondsten, die in 1987 een feit was geworden naar een tentoonstellingsruimte zocht. Toen de gemeente in 1991 uiteindelijk toch een stadsarcheoloog aanstelde in de persoon van Peter Bitter kwam het tot een nauwe samenwerking tussen hem en de stichting. Ook Oud Alkmaar ondersteunde deze nieuwe ontwikkelingen en liet zich vertegenwoordigen in het bestuur van de stichting. In 1996 stelde de vereniging een aantal werkgroepen in, die de terreinen, waar zij zich op bewoog, bevatten. Eén daarvan was de archeologische

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2000 | | pagina 56