worden ingeschakeld zodat het werk in ongeveer vier jaar kon worden verricht. Het in boekwerk verschenen overzicht onder de titel Alkmaar.^evels van de binnenstad (Alkmaar, 1980) werd bij alle ver- en nieuwbouwplannen geraadpleegd en was een onmisbare leidraad bij het ontwerpen van nieuwbouw die tussen de bestaande gebouwen moest verrijzen. Het gemeentebestuur, zich inmiddels zeer wel bewust van het kostbaar bezit van vele monumenten, deed er alles aan het behoud en herstel te bevorderen. Ondanks dat Alkmaar in het begin van de jaren zeventig een artikel 12-gemeente was geworden - alle uitgaven boven 10.000,- moesten worden gemeld aan de provinciale overheid - werd er binnen de gemeentelijke dienst Openbare Werken een Bureau Monumenten zorg en Archeologie in leven geroepen. Daarmee werd de zorg voor het monument een integraal deel van de stadsvernieuwing en werd het in samenhang met andere beleidsterreinen ter hand genomen. In 1976, een jaar na het monumentenjaar, wist Alkmaar de rijksoverheid te overtuigen van de kwaliteit van deze aanpak. De stad kwam, samen met veertien andere steden, in aanmerking voor extra financiële steun en de ambitieuze plannen konden worden uitgevoerd. Als onderdeel van het team dat onder leiding van wethouder P. IJssels de stadsvernieuwing uitvoerde, had het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg de handen vol aan het ontwikkelen en begeleiden van restauratieplannen. Toen Landzaat in 1990 afscheid nam was er van verpaupering geen sprake meer. Uit dit alles moet wel duidelijk zijn dat de gemeente en de Historische Vereniging in de loop der jaren steeds meer op één lijn zijn gekomen in de zorg voor het cultureel erfgoed van onze stad. Hoewel de vereniging niet direct betrokken was bij de uitvoering van deze plannen hadden deze wel haar hartelijke instemming. Dat liet ze ook blijken. In 1967 mocht L.F.M. Landzaat, hoofd van het gemeentelijk Bureau Monumentenzorg, de Oud Alkmaarprijs ontvangen, in 1981 wethouder P. IJssels en in 1996 P. Verhoeven, de opvolger van Landzaat. Gemeente en archeologie Voor de kennis van de historie, zeer zeker ook voor de plaatselijke, is de archeologie een belangrijke hulpwetenschap geworden. Het was aan de heer Reder te danken dat Alkmaar al in een vroeg stadium het belang van archeologisch onderzoek ging inzien. In 1958 voerde hij in de bouwput van het Hema-pand dat in de Langestraat gebouwd werd, zijn eerste onderzoek uit. Aanvankelijk alleen en later in teamverband met de amateur- archeoloog E.H.P. Cordfunke trachtte hij middeleeuws Alkmaar in kaart te brengen. Ook in de jaren daarna verrichtte Reder in tal van bouwputten en andere ingravingen waarnemingen, helaas niet met volle instemming van het toenmalig gemeentebestuur. Dit veranderde langzamerhand door de inzet van burgemeester Wytema, die het belang onderkende van archeologisch onderzoek voor de plaatselijke geschiedenis. Op 25 juni 1969 werd door het gemeentebestuur een gemeentelijke archeologische commissie ingesteld. Brede belangstelling voor het archeologisch onderzoek in Alkmaar

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2000 | | pagina 55