bbbtt' gevoel van dankbaarheid. Er was een sfeer ontstaan waarin het voor Oud Alkmaar uiterst moeilijk was met bezwaren aan te komen. Er was immers zoveel gewonnen dat het bijna vanzelf sprak dat Oud Alkmaar ook enige concessies deed en zich coöperatief betoonde. Dit temeer omdat het nieuwe plan bij de Kamer van Koophandel weinig enthousiasme wekte. De openlegging van het oostelijk stadsdeel was onvoldoende, de sanering van deze wijk zou niet geheel worden bereikt en van de bewoonbaarheid van de binnenstad zou weinig overblijven. Haar woordvoerder was ir. J.A. Verhoef, stedenbouwkundige te Utrecht: 'Wij kunnen onmogelijk alles bevriezen uit misplaatste romantiek of sentimentaliteit. Laten wij geen krokodillentranen laten vloeien'. De teneur van zijn betoog was, dat het leven verder ging, dat het oude moest wijken voor het nieuwe en dat latere generaties niet in Alkmaar zouden willen wonen als et niet rigoureus af- en doorgebroken werd. De toon waarop het bestuur van Oud Alkmaar op dit plan reageerde was dan ook aanmerkelijk milder dan in een vroeger stadium. Niettemin bleef het standpunt ook ten opzichte van dit plan afwijzend. Tijdens een vergadering verdedigden de bestuursleden Wortel en Reder het standpunt van Oud Alkmaar. De publieke opinie zwaaide opnieuw om en Oud Alkmaar kreeg de adhesie van oudheidkundige verenigingen in het gehele land. Bij de behandeling van het plan in de gemeenteraad op 16 maart 1961 werd een motie ingediend waarin aan B&W werd gevraagd de Baangracht te behouden en een andere oplossing te bedenken voor de aansluiting op de Baansingel. Het college wilde zich beraden. Dat beraad duurde langer dan verwacht. Detail van de fotomontage gemaakt in opdracht van het bestuur van Oud Alkmaar door de Bergense architect G. Filarski van de Kooltuin en de Achterdam. We zien de oostzijde van de Kooltuin. Boven de bestaande toestand, onder na 'sanering en behoud'.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2000 | | pagina 23