De watersnood van 1916 drong het oorlogsnieuws even op de achtergrond. Op t5 januari
1916 vermeldt het dagboek: 'Bess was te Amsterdam en daar verdrongen de menschen
zich aan de Ruiterkade om te zien naar 't aanvoeren van menschen en vee uit Waterland;
't kan bij herhaling van storm ook tot hier komen, door Zaan en Schermerboezemwater!
De couranten zijn zoo vol van alles dat men er de oorlog bijna voor vergeten zou'. In
verband met de watersnood kwam de koningin naar Alkmaar. Cornelia schreef op 25
januari 19x6: 'Vanmorgen reed hier een auto van de Koningin leeg door de Langestraat
en uiteindelijk hoorden we dat Haar trein hier staat en dat Zij daar in logeren zal;
Burgemeester, politie, niemand wordt er in gemoeid. En daarna ben 'k eens naar 't
station gaan kijken, de Kon. trein staat aan den kant van den Helderschen weg in een
uithoek. Men kan 't zich niet voorstellen - daar afstappende, daar etende en logerende,
maar gemakkelijk is het wel'.
Een grote slag voor Cornelia was de dood van haar man in 1922. Vaak zien we haar in de
jaren erna terugblikken op de tijd dat het gezin nog 'samen' was. Een voorbeeld uit 1938
van een nostalgische terugblik, die ze overigens meteen relativeert: 'Vanavond was 't wel
heel eenzaam en dan denk 'k er aan toen we allen nog samen waren, een mooie
avond, thee drinken in den tuin in de tent - water dat niet genoeg kookte, melk die
gemist werd, een petroleumlampje dat weinig licht gaf en B[artout] die liever in huis
bleef om zijn courant te lezen - toen verwenschte ik een en ander ook wel eens'.17
De jaren dertig waren een periode van economische neergang, ook voor Cornelia. Op 31
december 1934 schreef ze: 'Een sombere oudejaarsdag en sombere vooruitzichten: de
meesten gaan 't nieuwe jaar met groote zorgen tegemoet. Wij hebben ook moeite om
sö/jnde te blijven - verhoogde belasting, treurig met de landhuren, waar is 't eind!'.
Op de economische crisis volgde opnieuw een wereldoorlog, die Cornelia, ondanks het
feit dat ze inmiddels de tachtig gepasseerd was, even bewust meemaakte als de vorige.
Op to mei 1940 noteerde ze: 'Vannacht slecht geslapen en tenslotte opgeschrikt door
schieten. G[ies] kwam om tien uur en later nog; Duitsche vliegtuigen zijn beschoten, o.a.
in Bergen een getroffen. We zijn nu op voet van oorlog met Duitschland'. Op 13 mei
werden 9 evacués in haar huis ondergebracht. Op 14 mei schreef ze:'t Hoofd loopt je
om, voor al die menschen eten bezorgen en geen telephoon tot je dienst 'k Voel me
een gevangene, kan zonder stambon de straat niet op en ga de tuin maar eens rond.
Koningin, Prinses en kinderen naar Engeland, 't heeft veel van een vlucht, de Prins komt
alleen terug wij hebben opgegeven tegen Duitschland, wat nu - 'k vind 't om te
huilen'. Oktober 1940 werd haar zoon Giesbert als gijzelaar weggevoerd naar Duitsland;
pas in oktober 1944 keerde hij terug. Cornelia volgde het oorlogsnieuws op de voet.
Begaan was ze met het lot van de joden. Op 26 juli 1942 noteerde ze: 'Allerlei akeligheden
hoort men weer uit Amsterdam. De jooden, eerst daarheen opgejaagd en nu moeten
mannen onder de veertig jaar naar Polen, dat zulke dingen bestaan kunnen!'. Naar
aanleiding van een laatste bezoek aan de joodse gezusters Prins schreef ze op 2
september van dat jaar: 'Vanmorgen ben ik juffr. Prins18 goeden dag gaan zeggen - haar