verstand dat God bestaat en de schepping bestuurt en dat daaruit de afhankelijke positie
van de mens en de plicht tot godsdienst volgt. Het boek had een verdedigende instelling.
De vijand was voor hem de 'rede', althans voorzover ze in de godsdienst de dienst wilde
uitmaken. De buiten zijn boekje gaande rede was echter niet de enige vijand. Meestal
zonder hen met name te noemen richtte Schouten zich ook tot zijn protestantse
medeburgers, aan wie hij steeds de echte leer van de Rooms-Katholieke kerk voorhield
onder de verzekering dat deze overeenstemde met Schrift en Traditie.8
En dan breekt het roemruchtejaar 1795 aan. Het jaar van de Bataafse Revolutie. Voor veel
bevolkingsgroepen brak een nieuwe tijd aan, waaronder de rooms-katholieken. Petrus
Schouten liet er geen enkele twijfel over bestaan hoezeer hij deze revolutie toejuichte. De
eerste zondag na de omwenteling beklom hij de preekstoel om zijn gehoor te
onderhouden over: 'ons verlost en juichent Vaderland'. De preek verscheen ook in druk.
Schouten zag in de 'verlossing van het vaderland' de hand van God. De Heer had de
rivieren laten dichtvriezen om zijn volk te bevrijden. Was het al dwaas om te beweren
dat God niet bestond, nu was nog weer eens duidelijk gebleken, dat het even dwaas was
om zijn voorzienigheid te loochenen. Na er in het voorbijgaan op gewezen te hebben dat
het achterwege blijven van wraakoefeningen net zo'n wonder was als het dichtvriezen
van de rivieren, spoorde onze pastoor zijn toehoorders aan om de blijdschap van het
moment te verduurzamen. Dat kon namelijk als men maar leefde als 'godsdienstig
burger' en als men 'het albestierend Opperwezen' eerde en het welzijn van het
vaderland nastreefde. De prediker onderschreef de leuze 'Vrijheid, Gelijkheid en
Broederschap' van harte, maar het mocht niet gaan ten koste van het geloof Met deze
preek slaagde de 'burger P. Schouten' er voor de tweede maal in om zich landelijk te
manifesteren op een voor alle partijen aanvaardbare wijze. De Letteroefeningen vond er
'uitgebreider denkbeelden' in dan men verwacht had van de rooms-katholieke
geestelijkheid en meende dat zowel katholiek als protestant er iets aan hadden. En ook
de Vaderlandsche Bibliotheek was niet negatief in haar oordeel.9 Het was niet
verwonderlijk dat Schouten de verworven vrijheid aangreep om zijn ideaal van
volksonderwijs voor de rooms-katholieken te verwezenlijken. Prompt nodigde hij dan
ook zijn geloofsgenoten uit om door de wekelijkse gift van 'vier duyten' bij te dragen aan
de vorming van een fonds waarmee het schoolgeld en de schoolbehoeften van arme
kinderen betaald zouden kunnen worden en men de eenmaal per jaar uit te reiken
prijzen zou kunnen bekostigen. Bovendien zou daaruit, indien mogelijk, ook geld
genomen kunnen worden voor de aanschaf van kleding voor die kinderen die anders
niet naar school konden. Volgens plan zouden op 1 mei 1795 twee rooms-katholieke
scholen geopend worden. Naar alle waarschijnlijkheid is dit ook gebeurd.10
De overgang van Frans Voorhout
Hoe kwam Frans Voorhout ertoe over te gaan naar de Rooms-Katholieke kerk? Zelf zegt
hij daarvan in een geschrift getiteld Verantwoording van Frans Voorhout wegens zijn