3. JA Crescent,
De Breedstraat^ezien richting
Schoutemtraat, 1789.
Topografisch-historischc atlas,
Regionaal Archief Alkmaar
(zie ook omslag)
zijn overlijden wordt gememoreerd en wordt aangegeven dat hij al jarenlang 'door het
Godshuis is onderhouden'.2 Het archief van het R.K. Wees- en Armenhuis is helaas
onvolledig bewaard gebleven waardoor niet is na te gaan wanneer Crescent onder de
hoede van het armenhuis is gekomen. In een 'Onkost-boek van buiten Bestcdelingen',
lopend van 1801 tot en met 1807, komt zijn naam echter al van het begin af aan voord
Werk
Als topografisch-documentair schilder van het Alkmaarse stadsgezicht trad Crescent in de
voetsporen van landelijk bekende kunstenaars als Cornclis Pronk en Hendrik Tavenier.
Met name Pronk had al zo'n driekwart eeuw eerder het aanzicht van Alkmaar in een flink
aantal prenten vereeuwigd. Het oeuvre van Crescent is, zeker in vergelijking met dat van
Pronk en Tavenier, bescheiden van omvang en zijn actieradius was bijzonder klein.
Hij beperkte zich voornamelijk tot Alkmaarse onderwerpen en de keren dat hij buiten de
stad actief was bleef hij in de directe omgeving. Van zijn hand zijn ruim honderd
aquarellen bekend, waarvan driekwart met een Alkmaars onderwerp. Crescents vroegste
werken dateren van 1788. Hij bleef tot aan het einde van zijn leven tekenen maar zijn
productiefste jaren lagen tussen 1790 en 1810. Het is onbekend ofhij enig schilderkundig
onderricht heeft genoten. Zijn manier van werken doet vermoeden dat hij grotendeels
autodidact was. Hij werkte aanvankelijk op een vrij schetsmatige manier en zijn vroege
stadsgezichten maken een drukke en rommelige indruk (zie afb. 1,3 en 4). Rond 1800 is er
sprake van een stylistische ontwikkeling. Zijn composities worden rustiger en zijn
afwerking verfijnder (vgl. afb. 2 en 7). Hij bleef echter op een naïeve manier schilderen.
Met name de mens- en dierfiguren die hij ter stoffering op zijn werken weergaf zijn
anatomisch zwak en vaak in een onjuiste verhouding met de bebouwde omgeving