bijvoorbeeld bij een leverancier uit Oude Niedorp hele scheepsladingen riet voor de versterking van de Huigendijk.1' Aan de Hondsbossche Zeewering bij Petten werden rieten schermen gebruikt om zandverstuivingen tegen te gaan. Zelfs de van de rietlanden afgestoken zoden bestaande uit wortelklompen en afgevallen blad leverden nog iets op. Ze werden door armen als brandstof gebruikt.20 De uitgestrekte rietlanden lokten veel vogels en daarmee ook jagers en eierrapers aan die het riet vertrapten. Dijkgraaf en heemraden van de Boekelermeer kwamen diverse malen met keuren waarbij de jacht en het zoeken naar eieren aan banden werd gelegd. In het midden van de zeventiende eeuw zouden de regenten van het huisarmenweeshuis van Alkmaar tot een meer geregelde uitbating van de vogelrijkdom komen. In januari 1650 verkregen zij een octrooi van de Rekenkamer der Domeinen tot het inrichten van een eendenkooi even ten oosten van de Boekelermeer. Het weeshuis bezat daar een stuk rietland. In 1665 zagen de regenten van dit octrooi af ten gunste van George van Cats, heer van Schagen, Heiloo, Oesdom en Ter Coulster. De Rekenkamer verleende hem een nieuw octrooi waarin de bouw van een eendenkooi in de Boekelermeer zelf werd toegestaan. Van Cats kwam echter niet aan de bouw van de kooi toe, waarna hij in 1689 het genot van zijn octrooi aan Pieter Zijmentsz. Koijman uit Oesdom overdeed tegen de jaarlijkse leverantie van 40 eenden.21 Het verval van de rietcultuur Van algemene tevredenheid over de rietteelt was onder de ingelanden geen sprake. In de loop van de zeventiende eeuw kwam regelmatig de vraag aan de orde of men de polder niet werkelijk moest droog leggen en als landbouwgrond in gebruik nemen. In 1632 werd voor het eerst in de vergadering van hoofdingelanden overlegd 'of men den meer tot landt maken...of men die tot rtedt behouden sal'. Men besloot met algemene stemmen tot het laatste. Wel namen de hoofdingelanden een hele serie maatregelen om de rietteelt te verbeteren. De particuliere waterinlaatjes moesten bijvoorbeeld verdwijnen. Verder wilde men een duidelijk peil stellen.22 In 1667 was de Boekelermeer aan groot onderhoud toe. In april van dat jaar besloten de hoofdingelanden alle sloten in de polder en de oostelijke lus van de ringsloot te laten baggeren. Daarvoor moest de polder een jaar droog gehouden worden. De regeling van de werkzaamheden werd opgedragen aan de molenmeesters en de burgemeesters van Alkmaar. In het voorjaar van 1668 werd de aanbesteding bekend gemaakt. Aanhoudende regenval haalde echter een streep door de rekening. De polder was veel te nat om goed te kunnen baggeren, zo bleek duidelijk bij een door twee ervaren baggeraars uitgevoerde proef De ingelanden besloten vervolgens twee dagen voor de aanbesteding tot uitstel. Ondertussen waren er al ongeveer 300 arbeiders uit de wijde omtrek op het werk afgekomen. Toen zij van de aflasting hoorden 'wasser vrij veel moeijtett aart om die iit stilstaat te^ecnj^en', zo leren we uit een voor de Alkmaarse burgemeesters opgesteld rapport. Uit vrees voor problemen met het 'rauwe volck' werd het baggeren van de ringsloot alsnog aanbesteed.2^

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1999 | | pagina 8