zeventiende eeuw steeds op het Alkmaarse stadhuis aan de ingelanden voorgelegd.
Bovendien was de Boekelermeer vanaf het begin van de achttiende eeuw tot kort na 1900
particulier bezit van achtereenvolgens de families Van Egmond van de Nijenburg en
Van Foreest, geslachten die eenvoudig niet uit de Alkmaarse geschiedenis zijn weg te
denken. Alles bij elkaar zijn er redenen te over om de geschiedenis van de Boekelermeer
eens nader onder de loep te nemen. Daarbij zullen we speciale aandacht besteden aan
het verbouwen van riet in de polder. Tot aan het begin van de achttiende eeuw werd de
Meer namelijk hoofdzakelijk voor het telen van riet gebruikt.
De eerste bedijking
De geschiedenis van de Boekelermeerpolder gaat terug tot 1556. In dat jaar verzochten
Pouwels van der Laen, baljuw van Kennemerland, en consorten aan Filips II een
bedijkingsoctrooi. In september 1556 verleende de hoge overheid inderdaad de gewenste
permissie. Van der Laen cum suis zagen echter af van het daadwerkelijk aanvragen van
de 'opene brieve van ottroy'. De gestelde voorwaarden in het consent waren hen veel te
zwaar. Zij vreesden dat de onderneming daardoor tot hun '...grote ende onverdraechücke
schaede ende nadeel keeren soude...'T Tien jaar later dienden zich nieuwe belangstellenden
aan. Het ging om Jarigh van Tjepma en de Alkmaarse poorter Jacob Reyersz. van
De tijdens het beleg van
Alkmaar geïnundeerde
Boekelermeer is op deze kaart
uit 1575 gemerkt met nummer
24 en als water aangegeven.
Wel voegde de maker van de
kaart de opmerking 'bedijckt'
toe. Detail uit de kaart van
Holland door J.J. Beeldsnijder.
Regionaal Archief Alkmaar