genoemd in het begin van de vijftiende eeuw. Oude Hof, Middelhof en Jonge Hof waren gelegen ten westen en ten noorden van de Grote Kerk, terwijl het Witte Hof zich ter plaatse van het huidige hofje van Sonoy bevond. De eerstgenoemde drie zusterhuizen namen de derde regel van St. Franciscus aan, terwijl de vrouwen van het Witte Hof waarschijnlijk leefden volgens de regel van St. Augustinus.2 De precieze stichtingsdatum van het Jonge Hof is niet bekend.5 Gezien de naam moet het klooster dateren van na 1394, het jaar waarin het Oude Hofwerd gesticht. Het oudst bekende gegeven over het Jonge Hof is de verkoop op 8 april 1415 van een pand aan de Hoogstraat (nu Doelenstraat) aan Lizebet Michielsdochter die er 'mit horen zusteren' leefde 'in der oirde van penitencien Sente Franciscus'4 Het ging het nieuwe klooster voor de wind. In de vijftiende eeuw is er sprake van voortdurende uitbreiding van de kloosterbezittingen in en buiten Alkmaar. Een door de stad in 1430 aan het Jonge Hof en twee andere zusterhoven verleend privilege zal hier zeker toe hebben bijgedragen.5 In ruil voor een jaarlijkse betaling van 20 goudguldens verkregen de kloosters vrijdom van accijnzen en andere lasten. De jaarlijkse betaling was mede bedoeld om gemor van de stedelingen voor te zijn 'die niet liden en mochten dat sij vrij saten ende hoer broet in die stede wonnen'. Wel wenste het stadsbestuur paal en perk te stellen aan toekomstige uitbreidingen van de kloosters. Zo werd bepaald dat het 'susterhoff van onser vrouwen op die nyewe sloet' ten oosten en westen zich niet mocht uitbreiden. Ten noorden evenwel mocht het kloostetgebied zich uit gaan strekken tot aan de 'stede vesten' en zuidwaarts tot aan de Nieuwesloot. In 1433 blijkt het klooster over een kapel te beschikken, gewijd aan Maria en de apostelen Filippus en Jacobus. Ter toeneming van de devotie in deze kapel verstrekte de Utrechtse bisschop in dat jaar een aflaat van 40 dagen aan allen die er bepaalde religieuze handelingen verrichtten of diensten ten nutte van het convent verleenden.4 Waarschijnlijk is deze kapel rond 1474 vervangen door een groter exemplaar: in een akte uit dat jaar is sprake van een gift bedoeld 'te hulpe een nyewe kerk mede te timmeren'/ Een andere aanwijzing hiervoor is een notitie op de rugzijde van de akte van aflaatverlening uit 1433: in i5de-eeuws handschift staat er geschreven: Van die ouwe kercwij(i)ng'. Volgens een i8de-eeuws manuscript bezat de kloosterkapel een drietal altaren en een orgel. Het hoofdaltaar, gewijd aan Jezus, Maria en Jozef'was pronkende met zeer konstig bee(l)dwerk, vertonende de Groetenisse, kruysinge etc.'. Een van de twee andere altaren zou voorzien zijn geweest van schilderwerk door Jan van Scorel.8 In 1531 verloren de zusterhoven hun belastingprivilege. Het stadsbestuur motiveerde het intrekken onder meer met de overweging dat ze de poorters nering hadden onttrokken door het oprichten van brouwerijen, weverijen en andere bedrijven. Het Jonge Hof werd door het vervallen van de vrijstelling geconfronteerd met hogere lasten. Toch was er ook daarna sprake van een zekere expansie: zo werden in 1541 en in 1556 nog landerijen aangekocht. Een aardige inkijk in het leven binnen het klooster geeft ons het verslag uit 1568 van een 'visitatie' van het klooster door een aantal geestelijken onder

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1999 | | pagina 22