Eind 1559 - Van Foreest verbleef sinds februari 1558 in Delft - werd Allard Cooltuyn
voor de duur van zes jaar benoemd tot stadsdoctor. De resoluties van de vroedschap
vermelden op 23 december 1559: 'Noch is mede bij de meeste stemmen geaccordeert
soeverre burgemeesteren meester Allert Coeltuyn doctor connen verwerven tot der stede
doctoor om XXXVI gulden 's jaers. Dat zij hem ses jaeren accepteren sullen up alsulcken
conditie als burgemeesteren mitten selven doctor sullen connen overeen comen'.10 De
voorwaarden van het contract zijn niet bekend. Opvallend is dat niet wordt verwezen
naar afspraken die met eventuele voorgangers zijn gemaakt. Allard heeft zijn ambt
slechts één jaar vervuld: hij en zijn vrouw overleden kort na elkaar in februari 1561.11
Het is relevant het honorarium van de stadsdoctor in 1559, namelijk/jó (in 1561 was
het nog even hoog), te vergelijken met dat van een andere stadsdienaar. De rector van de
Latijnse school, heer Laurens Jacobsz. Zas, verdiende in 1553 en 1554/24 per jaar. Het
ging hier - evenals bij de stadsdoctor - om een basissalaris. De rector verdiende bij met
het schoolgeld van de leerlingen en een eigen praktijk van privé-lessen en preken in de
kerk. Omstreeks 1570 kreeg de rector circa ƒ130 per jaar.12 Tegen het einde van de eeuw
was ook het honorarium van de stadsdoctor aanzienlijk verhoogd: hij kreeg toen
honderd gulden. Voor Pieter van Foreest maakte men in 1595 zelfs een uitzondering: hij
kreeg het dubbele aangeboden.
Laurens van Oirschot
Na een vacature van een klein jaar onderhandelde de vroedschap eind 1561 met doctor
Laurens van Oirschot over zijn aanstelling. Het lijkt voor de hand te liggen dat deze arts
uit het Brabantse Oirschot afkomstig was. Alkmaarse Van Oirschotten zijn van pas veel
later bekend: in 1612 volgde meester Dirk Oorschot zijn overleden vader op als stads
Franse Schoolmeester.1' Ook Laurens van Oirschot moet een van de figuren uit de kring
van Van Foreest zijn geweest: hij was stadsdoctor in dezelfde plaats als waar Van Foreest
kort tevoren twaalfjaar had gepraktiseerd, hij liet zijn prognosticaties en almanakken
uitbrengen bij dezelfde drukker als waar Van Foreest dit liet doen, in 1570 was hij naast
hem stadsdoctor van Delft, en wel in het Oude Gasthuis. Tenslotte, op 8 februari 1575,
liep hij naast Van Foreest in de stoet hoogleraren bij de opening van de Leidse
universiteit. Van Oirschot was de eerste hoogleraar Grieks, Van Foreest de eerste
hoogleraar medicijnen.
Over zijn aanstelling tot stadsdoctor vermelden de resoluties van de Alkmaarse
vroedschap op 22 december 1561: 'Ten daege voirseid is mede bij de gemeenen vroetscap
gestempt als dat burgermeesteren annemen sullen moegen doctor Laurentius
Orschotus tot een doctoor den tijt van drye offvyer jaeren, 's jaers om vijffpont groot off
ses ende daarenboven vrij excijs, zoe doctor Allert s[aliger] gedachtenis] gehadt heeft.
Welverstaende dat burgermeesteren met een jaer off sullen mogen'. Het goede resultaat
van de onderhandelingen schreef de stadssecretaris in de marge. Het is hier dat voor het
eerst de taak van een Alkmaarse stadsdoctor wordt omschreven: 'Dese doctor Laurentius