vermeerdering van onze welvaart. Noch onze industrie, noch onze land- en tuinbouw,
noch onze transportsector zou zonder een Euromarkt de omzetcijfers gehaald hebben
waar we nu zo trots op zijn, bij lange na niet. In uw stad die wereldwijd bekend is om
haar kaasmarkt wil ik dit illustreren aan de hand van een sprekend cijfer. In de laatste
maanden van het laatste kabinet Drees, dus nu ook precies 40 jaar geleden, moest de
toenmalige minister van Landbouw en Visserij, Anne Vondeling, de ministerraad
meedelen, dat hij niet langer in staat zou zijn de garantieprijs voor melk onbeperkt te
handhaven. De alsmaar toenemende melkproductie, waar geen afzet voor was, dreigde
een domper te zetten op het succes van de Nederlandse melkveehouderij. Die
melkproductie beliep toen 6 miljard liter per jaar. Door de verwezenlijking van de
gemeenschappelijke markt heeft die productie zich daarna kunnen verdubbelen.
Zonder Euromarkt zou Nederland anno 1998 nooit driemaal zoveel kaas kunnen maken
als het zelf consumeert.
Maar wat oneindig veel zwaarder moet wegen: meer dan een halve eeuw is Europa
verschoond gebleven van desastreuze oorlogen tussen eeuwenoude rivalen. En daar ging
het de 'founding fathers' bovenal om. Daar zal het ook in de toekomst om moeten gaan.
Niet voor niets heeft Helmut Kohl, met zijn grote zin voor historie, een halszaak
gemaakt van de overstap naar de gemeenschappelijke munt. Als geen ander heeft hij
beseft dat daarmee de verstrengeling van belangen substantieel wordt versterkt en de
kans op conflicten verkleind. Met dit alles zien we in onze staatkundige geschiedenis
een lijn van groei naar volwassenheid. Eerst volwassenheid ten overstaan van de
buitenwereld, vervolgens volwassenheid in de vormgeving van de verhoudingen binnen
de eigen landsgrenzen. En tenslotte een nieuwe dimensie van volwassenheid: de durf en
ook de kracht om in alle vrijheid stukken nationale soevereiniteit op te geven in ruil
voor vrede en welvaart in Europa. Sommigen zien in elk integratiebesluit een aantasting
van onze nationale identiteit. Hen zou ik willen zeggen: als onze nationale identiteit
staat of valt met het al dan niet voortbestaan van de gulden, dan is het droevig met ons
gesteld. In zijn gedenkwaardige geschrift Nederlands Geestesmerk gaf Jan Huizinga in de
sombere jaren vlak voor de Tweede Wereldoorlog een indrukwekkende schets van het
Nederlandse volkskarakter. Het volk dat zich sedert de 13e eeuw van de Dietsche taal
bediende zag hij als vrijheidsgezind, burgerlijk, sober. Verdraagzaam, zorgzaam voor
misdeelden, onheroïsch, weinig militaristisch, weinig geneigd tot politieke
oproerigheid, weinig vatbaar voor politiek extremisme, zelfkritisch tot overdreven
nationale zelfverguizing toe en in samenhang met onze handelsgeest, openstaand voor
de erkenning van de waarde van het vreemde. Of zoals hij het zelf zei: 'wij hebben al de
vensters van ons huis openstaan en laten er de zeewind en de landwind vrij doorblazen'.
Uiteraard vergeet hij niet ook melding te maken van Hollandse eigenschappen die hij
bestempelt als onze hinderlijkste nationale gebreken: 'De vrijdom der baldadigheid, het
gemis aan publieke wellevendheid en de vaak beklaagde krenterigheid'. Tot zover onze
grote cultuurhistoricus Jan Huizinga.