Los van de Koninklijke Bibliotheek is Rijkswaterstaat naar mijn weten trouwens het
enige erfgoed uit de Franse tijd dat we dit jaar officieel en met de nodige publiciteit
hebben durven herdenken, in De Doelen in Rotterdam. Het is overigens opmerkelijk
hoe angstvallig elke rechtstreekse verwijzing naar de Franse tijd bij zo'n gebeurtenis
wordt vermeden. Als we een wandeling maken door Apeldoorn, een oranjestad bij
uitstek, dan vinden we letterlijk op een steenworp afstand van paleis 'het Loo' twee
lieflijke lanen met de welluidende namen: 'Koning Lodewijklaan' en 'Koningin
Hortenselaan'. Sprekender bewijs dat we met de Franse tijd genuanceerd moeten
omgaan, ben ik nimmer tegengekomen. Toen ik een jaar geleden hoorde dat de
examencommissie voor het vak geschiedenis bij het voortgezet onderwijs als
examenthema voor 1998 de Franse tijd had gekozen had ik daar dan ook begrip voor, al
doet het wat merkwaardig aan juist in het jaar waarin de vrede van Munster zo cen
traal staat.
Het jaar 1798 is trouwens ook om een geheel andere reden gedenkwaardig. Het is
immers het geboortejaar van de man die aan de wieg zou staan van de monumentale
grondwet van 1848, Jan Rudolph Thorbecke. Voortbouwend, ook op verworvenheden uit
de Franse tijd, werd 150 jaar geleden een grondwet afgekondigd die het fundament ging
vormen voor onze parlementaire democratie en voor onze constitutionele monarchie,
waarin de ministeriële verantwoordelijkheid voor het eerst ten volle tot gelding kon
komen. Maar niet alleen dat was waardevol. Die grondwet zette ook de lijnen uit voor
een heldere organisatie van het binnenlands bestuur. Op basis daarvan bracht het eerste
kabinet Thorbecke met een in onze dagen ongekende voortvarendheid binnen
anderhalf jaar na zijn aantreden zowel de Provinciewet als de Gemeentewet in het
Staatsblad. En het bleek geen haastwerk te zijn. Wat op dit punt anderhalve eeuw
geleden werd uitgedacht was zo solide dat we, ondanks algemeen erkende
onvolkomenheden, met zijn allen tot op de dag van vandaag niet bij machte geweest
zijn consensus te bereiken over iets geheel nieuws. Ook na lezing van het regeerakkoord
van Paars II moeten we concluderen dat Nederland ten tweede male een nieuwe eeuw
zal binnentreden met een organisatie van het binnenlands bestuur waarin de hand van
Thorbecke nog volop herkenbaar zal zijn. Gaf 1648 ons aanzien in de wereld als
soevereine staat, 1798 en meer nog 1848 markeren ons land als eenheidsstaat,
gekenmerkt door cohesie, solidariteit en subsidiariteit op basis van een gekozen
volksvertegenwoordiging.
We mogen dit jaar van herdenking niet afsluiten zonder een kort ogenblik stil te
staan bij de Europese eenwording die in 1958 met de start van de Europese Economische
Gemeenschap een impuls kreeg als nooit tevoren. Het lijkt de laatste jaren mode te
worden over de Europese integratie wat schamper te spreken; het elan van de jaren
vijftig heeft aan glans verloren. Maar toch mogen we niet blind zijn voor datgene wat op
tal van gebieden in die 40 jaren is bereikt. De afbraak van talloze handelsbelemmeringen
die daarvan het gevolg was, heeft na de oorlog substantieel bijgedragen aan de