in hun wapenrusting, statige groepsportretten van regenten van het Weeshuis en
andere sociale instellingen, telkens overgeschilderde en (in moderne ogen)
aandoenlijke portretten van de keurmeesters van het Zakkendtagersgilde en
moraliserende exempelen die de magistraat voor het stadhuis bestelde. Wat gewone
Alkmaarders in de 17de eeuw aan de muur hadden hangen vertelt de collectie niet,
evenmin geeft zij een kunsthistorisch overzicht van de Alkmaarse kunstproductie. We
verkeren vooral in de wereld van de kunst in opdracht, van de schilders die over goede
contacten met de elite van de stad beschikten en in staat waren hun eisen in verf om te
zetten. Dat konden geboren Alkmaarders zijn, maar even goed schilders van buiten,
zoals Bob Haak reeds opmerkte.
Over de in Alkmaar werkzame schilders handelt de inleidende bijdrage van Paul Huys
Janssen. Het is een goed gedocumenteerd artikel dat een uitstekend overzicht biedt van
de 16de- en x/de-eeuwse schilderkunst in Alkmaar, van de zogenaamde 'Meester van
Alkmaar', de schilder van het bekende zevenluik met de werken van barmhartigheid
(1504) tot de veelzijdige Simon Eikelenberg (1663-1738), de borstelverkoper die bij de
meesten vooral bekendheid geniet als liefhebber van de historie, maar ook als
amateurschilder niet onverdienstelijk was.
De culturele bloei kwam in het i7de-eeuwse Alkmaar pas laat op gang. De stad was
dan ook eigenlijk te klein voor een dynamisch kunstleven. Het schildersklimaat werd in
de decennia rond 1600 gedomineerd door een handjevol schilders, van wie Nicolaes
Jacobsz. van der Heek, Frangois Menton en Zacharias Paulusz. de bekendste zijn. Zij
sleepten belangrijke opdrachten voor het stadhuis en de schuttersdoelen in de wacht en
vervaardigden 'conterfeytselen' voor de bescheiden particuliere kunstmarkt van hun
dagen.
In de loop van de eerste helft van de 17de eeuw groeiden de beroepsperspectieven van
de schilders echter snel. Omstreeks 1640 waren er zo'n veertig schilders in de stad
werkzaam, verenigd in het in 1632 opgerichte Sint Lucasgilde. Het Alkmaarse artistieke
leven was dus veelzijdiger dan Haak in 1986 veronderstelde. Maar tot een scherp
omlijnde Alkmaarse schilderschool heeft de aanwezigheid van al deze meesters
inderdaad niet geleid; daarvoor verschilden zij teveel van elkaar en was hun mobiliteit
te groot. Rondreizen leek wel een beroepsziekte. Aan de lopende band trokken schilders
van de ene naar de andere plaats, soms om persoonlijke redenen, vaker om er een goede
leraar of inspirerende collega's te zoeken, of gewoon omdat de commerciële
omstandigheden er beter waren. Reizen was bovendien relatief eenvoudig in de
Republiek. De steden lagen dicht bij elkaar en de onderlinge trekschuitverbindingen
waren uitstekend. Tal van Alkmaarse schilders - waaronder de gebroeders Caesar en
Allart van Everdingen - zochten hun heil dan ook elders, terwijl verschillende schilders
van buiten hun geluk in Alkmaar kwamen zoeken. Het zorgde ervoor dat in het 17de-
eeuwse Alkmaar plaats was voor de meest uiteenlopende schilders, ieder met een eigen
stijl, specialisme en koperspubliek.