van Campen en andere vooraanstaande Haarlemse en Utrechtse historieschilders.
Alkmaar zelf moet het doen met één alinea:
Alkmaar schijnt, zeker in de zestiende eeuw, nog het meest geprofiteerd te hebben van de
nabijheid van Haarlem en Amsterdam, en ook in de zeventiende eeuw zien wij zo nu en dan
een uitwisseling van belangrijke schilders. De broers Caesar en Allart van Everdingen werden
in Alkmaar geboren. Allart, de landschapschilder, verliet zijn geboorteplaats voorgoed, maar
Caesar was er regelmatig werkzaam. Tal van portretten en ook enige schuttersstukken die hij
in Alkmaar vervaardigde, worden daar thans in het Stedelijk Museum bewaard. Lambert
Doomer bracht zijn laatste levensjaren in Alkmaar door, en zowel Emanuel de Witte als
Abraham van Beyeren hebben kortstondig in Alkmaar gewerkt. Van een duidelijk omlijnde
Alkmaarse schilderschool is echter geen sprake. De plaatselijke portretschilders zijn van
ondergeschikt belang en wanneer de schutterij haar groepsportretten bestelt, worden naast
Van Everdingen ook schilders van buiten aangetrokken (312).
Het is één van de verdiensten van De zestiende- en zeventiende-eeuwse schilderijen van het
Stedelijk Museum Alkmaar dat het dit rudimentaire beeld nader invult en nuanceert.
Maar laten we niet op de zaken vooruit lopen. Dit werk is bedoeld als catalogus van
een belangrijk gedeelte van de schilderijencollectie van het Stedelijk Museum Alkmaar,
namelijk de 150 doeken en panelen uit de 16de en 17de eeuw. Als collectie-catalogus
moet het boek dan ook in de eerste plaats worden beoordeeld.
Zo n catalogus was geen overbodige luxe. Weliswaar bestonden er reeds voorlopers -
de catalogi van de vroegere museumdirecteuren C.W. Bruinvis en N.J.M. Dresch -, maar
deze waren wel erg gedateerd en bovendien niet geïllustreerd. Samen met de beperkte
ruimte in het museum zorgde dat ervoor dat een deel van het schilderijenbezit een
permanent slapend bestaan in het depot leidde, onbekend voor velen en dus onbemind.
Elk museum heeft zijn Doornroosje, schreef Dedalo Carasso eens, maat het Stedelijk
Museum had er noodgedwongen wel erg veel. Daar is nu dankzij de publicatie van de
nieuwe catalogus een einde aan gekomen. Voor het eerst kan ook de buitenstaander
kennis maken met het totale 16de- en x/de-eeuwse schilderijenbezit van het museum:
van alle schilderijen is een afbeelding opgenomen.
Het catalogusgedeelte zelf kent een heldere opzet. Eerst komen de schilderijen van
bekende meesters aan bod, alfabetisch geordend en aangevuld met korte biografieën van
de opgenomen schilders. Vervolgens worden de anonieme werken en varia behandeld,
in chronologische volgorde. Van ieder kunstwerk worden de materiële gegevens, de
herkomstgeschiedenis, eventueel uitgevoerde restauraties en de vermeldingen in de
literatuur opgesomd, gevolgd door een korte bespreking van het kunstwerk. Dat zijn
doorgaans informatieve stukken, geschreven in een onopgesmukte stijl, zonder al te
veel jargon en pretenties. Vernieuwende inhoudelijke interpretaties bieden deze
catalogusteksten dan ook zelden, zij vatten bovenal de bestaande literatuur samen,