Schilderen in het Alkmaar
van de Gouden Eeuw
Paul Knevel
Boekbespreking van S. de Vries, red., De zestiende- en zeventiende-eeuwse schilderijen van het Stedelijk Museum Alkmaar.
Collectie-catalogus (Alkmaar/Zwolle: Stedelijk Museum, Waanders 1997, 280 blz., ISBN 90-400-9817-4, ƒ65,-)
Wie Nederlandse schilderkunst van de Gouden Eeuw zegt, denkt in eerste instantie aan
Frans Hals, Rembrandt van Rijn en Johannes Vermeer, - aan de Hollandse steden
Haarlem, Leiden, Amsterdam en Delft dus. Generaties lang is het succesverhaal van de
Nederlandse schilderkunst dan ook verteld vanuit het perspectief van de aldaar
werkzame grote meesters. Het was Bob Haak die deze invalshoek in zijn in 1984
verschenen (en vorig jaar herdrukte) overzichtswerk Hollandse schilders in de Gouden Eeuw
doorbrak. Hij liet de compositie van zijn boek niet langer bepalen door bekende
schilders, maar ging daarentegen uit van de verschillende lokale kunstcentra, die hij per
periode behandelde. De helden van weleer - Frans Hals, Rembrandt van Rijn en
Johannes Vermeer - drukten aldus niet langer hun allesoverheersende stempel op het
verhaal. Zij waren onderdeel geworden van de bredere kunstproductie van de stad
waarin zij hadden gewoond en gewerkt.
Een versplintering van de in de 19de eeuw gevormde canon was het logische gevolg.
Maar daar stond tegenover dat Haaks perspectief eindelijk recht deed aan de reikwijdte
en gevarieerdheid van de Nederlandse schilderproductie in de 17de eeuw. De
economisch-historicus Ad van der Woude heeft eens berekend dat er in de 17de en 18de
eeuw tussen de vijf en tien miljoen schilderijen moeten zijn vervaardigd in de
Republiek. Zo'n cijfer alleen al maakt duidelijk dat de schilderkunst niet werd
gedomineerd door enkele grote meesters. Gezien vanuit dit perspectief zijn niet Frans
Hals en Rembrandt van Rijn kenmerkend voor de Nederlandse schilderkunst van de
Gouden Eeuw maar eerder de vele honderden schilders die zich, overschaduwd door hun
beroemdere collega's of werkzaam in kleine kunstcentra, staande probeerden te houden.
Veel aandacht voor de Alkmaarse ontwikkelingen op schilderkunstig gebied leverde
dat overigens niet op in Hollandse schilders in de Gouden Eeuw. Weliswaar besteedt Haak
enkele pagina's aan de Alkmaarder Caesar van E verdingen (257-260), maar dat gebeurt in
het hoofdstuk over Haarlem en illustreert vooral Van Everdingens omgang met Jacob