inziens niet gezien worden als een aansporing om ons niet meer in oude bronnen te
verdiepen. Integendeel. De inhoud van de boodschap van onze ï^de-eeuwse
voorvaderen, mag ons dan wel niet aanspreken, hij staat wel voor een mentaliteit die
kenmerkend is voor die tijd. Het is als het Droste-doosje, waarbij je steeds weer een
verpleegster in een verpleegster ziet. Als je op die manier naar de geschiedenis kijkt, dus
niet alleen naar de feiten, maar ook wat ermee gedaan wordt, levert dat een boeiend scala
op aan menselijke emoties, beweegredenen, fixaties en niet te vergeten inzichten. Dat is
wat in mijn ogen de geschiedenis nu juist zo interessant maakt.
Zoals ik heb proberen aan te tonen is het daarbij van belang om het -likveld te
verruimen door ook naar andere disciplines te kijken, zoals de schilderkunst en de
literatuur. In Alkmaar is daarvan voldoende voorhanden. En ook voor degene die zich
niet wil inspannen, maar gewoon wil genieten van plekken en voorwerpen die de
geschiedenis van Alkmaar tastbaar en zichtbaar maken, heeft de stad een ruim aanbod,
zonder oubollig te zijn. De geschiedenis omringt ons meer dan we ons realiseren. Als je
daar een zintuig voor weet te ontwikkelen - ook al is het alleen door het kennisnemen
van de feiten - dan is dat in mijn ogen een verrijking. In die zin kun je toch vraagtekens
zetten bij de politici die zeiden 'al die wetenswaardigheden maar onzin te vinden'.
Noten
1. G. de Bruin, 'De geschiedschrijving over de Nederlandse Opstand', in: W.W. Mijhardt, red., Kantelend
geschiedbeeld (Utrecht/Antwerpen, 1983) 48-82 en H.F.K. van Nierop, 'De troon van Alva. Over de
interpretatie van de Nederlandse Opstand', in: Bijdragen en mededelingen betredende de geschiedenis der
Nederlanden, 110 (1995) 205-223.
2. E.H.P. Cordfimke, red., Alkmaar ontzet 1573-1973. Alkmaarse Studiën nr. 2. (Alkmaar, 1973).
3. Zie over Cooltuyn: G.N.M. Vis, Jan Arentsz: de mandenmaker van Alkmaar, voorman van de Hollandse
Reformatie (Hilversum, 1992) 34-44.
4. Nanning van Foreest, Een cort verhael van de strenghe belegheringhe ende aftreck der Spangiaerden van de stadt
Alcmaergheleghen in Hollandt (Delft, 1573). Zie voor een overzicht van Alkmaarse geschiedschrijvers:
C.W. Bruinvis, Over Alkmaarschegeschiedboeken en geschiedschrijvers (Alkmaar. 1888) (niet in de handel
geweest).
5. C. van der Woude, Kronijcke van Alcmaer met sijn dorpen waer in op 't kortste verhandelt worden van de Kermers
ende West-Vriesse oorlogen. Ende de voornaeinste^heschiedenissen des selfs, van 't beginsel der bouwin^e der stad
Alcmaer tot denjare Chrish 1645 (Alkmaar, 1645) en G. Boomkamp, Alkmaer en deszeljs^eschiedenissen, uit
de nagelatene papieren van Simon Eikelenber#, en veele andere echte stukken en bescheiden (Rotterdam, 1747).
6. Over de orgelluiken: S.(M.E.A.) de Vries, 'Orgelkas en luiken' in: J. Jongepier, red., Het Van
Hagerbeer/Schmtgex orgel in de Grote- of St. laurenskerk te Alkmaar (Alkmaar 1987) 117-132, en idem, 'De
decoratie van de kas en de luiken van het grote orgel in de Sint Laurenskerk te Alkmaar', in: L.
Noordegraaf, eindred., Glans en glorie van de Grote Kerk. Het interieur van de Alkmaarse Sint Laurens.
Alkmaarse historische reeks, nr. 10 (Hilversum, 1996) 124-164.
7. Boomkamp, Alkmaer, 271.
8. J. Krabbendam, Catharina Rembrands, of Het beleg van Alkmaar in 1573 (Amsterdam, 1835).
9. Citaat ontleend aan: A. Fasel, 'De ontzetviering te Alkmaar in de loop der eeuwen, in: Cordfimke, Alkmaar
ontzet, 97.
10. Zie bijvoorbeeld ook: S.(M.E.A.) de Vries, De lucht ingevlogen, de hemel in geprezen. Eerbewijzen voor Van Spej/k
(Haarlem, 1988) 52, afb. 24.
11. Fasel, 'De ontzetviering', 100-101.
11