alle kenmerken van dien zijn de kaasdragers nooit geweest. Er is dan ook
nimmer een gildebrief of privilege door het stadsbestuur uitgereikt; men
kan hoogstens stellen, dat het collegie bepaalde gilde-achtige trekken
vertoonde, zoals bijvoorbeeld de bepaling, dat als een kaasdrager begra
ven werd, allen ter kerke moesten komen op een boete van 1 stuiver.
Voorts is duidelijk, dat het kaasdragen op vrijdag en zaterdag geen volle
dig weekloon opleverde. Uit deze ordonnantie blijkt dat zij ook ander
werk deden. Zoals de bepaling, luidende: Wie op vrijdag turf gaat dragen
op de keten is vrij van werk op de Waag, mits inbrengende zijn loon. Of:
Wie turf draagt voor de burgerij moet daarna naar de Waag komen en
niet blijven zitten drinken. Of: Kaasdragers die ook zakkendrager zijn
zullen vrijdagmiddag naar de Waag komen, zonder ergens te blijven
drinken.
Gouden Eeuw
In 1604 is de ordonnantie aangevuld. Zo te zien ging het nog lang niet
goed met de kaasdragerij, hetgeen het stadsbestuur zal hebben verdroten.
Immers, de Gouden Eeuw was aangebroken en handel en scheepvaart
bloeiden alom, zodat het zaak was daarvan een graantje mee te pikken.
In deze ordonnantie is voor het eerst sprake van de waagnreester. Deze
behoorde evenals de kerkmeesters, fabriekmeesters, armmeesters, gast-
huismeesters en weesmeesters tot de kringen van de magistraat en oe
fende namens het stadsbestuur toezicht uit. Zijn woord was in het ver
volg wet.
Hij mocht de dragers wegens ongehoorzaamheid schorsen tot 6 weken
toe en de drager, die hem sloeg of beledigde, kon hij op staande voet
ontslaan. Verder werd bepaald, dat de kaasdragers zelf hun berries moeten
laden en dragen. Onder de magistraatsleden zou de kwalijke gewoonte
om anderen het werk te laten doen voor een grijpstuiver en zelf de vette
salarissen in de zak te steken steeds verder om zich heen grijpen, met als
gevolg dat in de 18e eeuw zuigelingen als postmeester of belastingont
vanger werden aangesteld.
De kaasdragers moesten zich echter niet verbeelden dat zij het voor
beeld van de heren regenten konden volgen door hun werk uit te beste
den; ze zouden zelf hun berries moeten sjouwen en eerlijk zweet ver
gieten. Ook mochten ze op vrijdag en zaterdag geen ander werk meer
aannemen dan met verlof van de waagmeester, noch meer berries heb
ben dan ze zelf konden dragen, noch "pintges" eisen boven hun loon.
De neiging om de dragers over drie weegschalen te verdelen werd
krachtig de kop ingedrukt. Ze zouden moeten werken waar zij verzocht
werden.
8