klopt weer goed met wat Polius in zijn bericht naar Rome schreef: dat hij sinds ongeveer 1630 ("ab annis circiter triginta") zijn gegevens over Brugman uit de Republiek en elders had ontvangen.In hun huidige vorm moeten de artikelen 7 t/m 9 wel veel jonger zijn. Gevoegd bij het Haarlemse materiaal moeten zij uit de jaren rond 1666 stammen. Inder daad wordt de aanleg van een stuk kanaal in 1660 met name genoemd. Zo kan ook de beschrijving van soldaten die bij Camperduin zouden landen en witte vaandels met rode kruisen meedroegen, alleen gaan over Engelsen die Holland van de protestantse overheersing zouden komen bevrijden. Dat moet wel slaan op de jonge kroonprins James Stuart (de latere Jacobus II), die katholiek was en op wie zowel de Britse katholie ken als die van de Republiek hun hoop hadden gevestigd. Een invasie van deze Engelsen in Holland in het wonderjaar 1666 (midden in de Tweede Engelse Zeeoorlog) werd vurig verbeid - en dus kregen de ou de, tamelijk algemene profetieën van pater Jan Brugman een face-lift, zodat het net was of hij lang geleden juist déze invasie had voorspeld. Wie er precies verantwoordelijk is voor de artikelen 7 t/m 9, is niet uit te maken, maar onze gedachten gaan wel in de richting van de zes in 1666 nog levende kinderen van Reynier Coetenburgh, die in hun jeugd te Alkmaar al het een en ander over Brugmans voorspellingen moeten hebben gehoord. Het Haarlemse deel, dat wil zeggen de artikelen 2 t/m 6 en 10, kan intussen heel goed van pastoor Nico- laas Bosman afkomstig zijn. Iemand (Bosman zelf?) heeft de twee tradi ties in 1666 samenge voegd, maar dermate on handig dat de beide originelen er nog in zijn te herkennen. Dat was voor het lichtgelovige volk overigens geen be zwaar: het gonsde toen immers van de geruchten en die werden maar al te graag geloofd. Men re kende erop dat ze nu spoedig bewaarheid zou den worden.

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 1997 | | pagina 20